Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek leidt alleen tot bruikbare en toepasbare kennis, als mensen uit de onderwijspraktijk en onderwijsonderzoekers intensief samenwerken en beide probleemeigenaar zijn. Lector Patrick Sins stelt zich dit als doel en wil hiermee een duurzame bijdrage leveren aan verdere aanscherping van de daltononderwijsvisie op basis van onderwijsonderzoek. René Berends stelt hem aan de kaak.
Patrick Sins begint spontaan te vertellen: „Mijn vader was busmonteur. Hij werkt nu als vrijwilliger in een bejaardentehuis. Hij is een manusje-van-alles, als er iets is dat het niet doet, kan hij het maken. Hij houdt niet van half werk en gaat net zolang door, totdat het naar tevredenheid is. Dat heb ik van hem denk ik. Een echte Maastrichtenaar, het lijkt wel alsof hij iedereen daar kent. Mijn moeder zorgde vroeger voor het gezin, werkt nu als opvangjuf en past sinds kort een dag per week op mijn zoontje. Mijn moeder komt uit Groningen en heeft mijn vader in Apeldoorn ontmoet, ze wonen al heel wat jaren in Maastricht. Ik heb nog een oudere broer die als verkoper binnendienst bij Vredestein te Maastricht werkt.”
Het zag er in eerste instantie niet naar uit dat Patrick naar de universiteit zou gaan. Ook al had hij een drive om van alles te willen weten en wilde hij goede cijfers halen, op de basisschool was hij een gemiddelde leerling. Na een mislukte Cito-toets kreeg hij een mavo-/havoadvies. „Mijn leraar had me wel wat hoger ingeschat, maar de testuitslag was onverbiddelijk.” In het brugjaar op het Trichter College ging het echter zo goed, dat hij aan het eind van het jaar een verwijzing kreeg voor 2-Atheneum.
Een tante, die op de Universiteit Maastricht bij de afdeling internationalisering werkte, zette hem op het spoor van een studie psychologie aan diezelfde universiteit. Sins ging naar een open dag en hoorde daar Henk Schmidt, tegenwoordig rector magnificus aan de Erasmus Universiteit, op een enthousiasmerende wijze vertellen over hoe er op het terrein van de cognitieve psychologie onderzoek wordt gedaan. „Ik was verkocht, psychologie zou het worden!
De faculteit psychologie was pas twee jaar daarvoor gestart,” vertelt Patrick. „De opleiding verkeerde nog in een pioniersfase. We hadden ruimtegebrek, zaten zelfs nog in bouwketen, inhoudelijk was het fantastisch.” Het onderwijs was opgezet volgens de principes van probleemgestuurd onderwijs. „We moesten in tutorgroepen over eigen leerdoelen nadenken. Bestudeerde stof werd met elkaar besproken en na zulke discussies leverde het herlezen van teksten veel verdieping op.”
Het studentenleven was overigens niet aan hem besteed: „Ik praat liever in een café met een biertje erbij over onderzoek.”
In zijn masterscriptie richt Sins zich in 2001 op de expertiseontwikkeling van artsen. Hij toont aan dat artsen bij de behandeling van patiënten, op basis van hun opgedane ervaring, meer klinische kennis over ziekten paraat hebben dan vierdejaarsstudenten medicijnen. Sins wint er de prijs van de beste scriptie van dat jaar mee. „Dit type onderzoek heeft nog steeds mijn warme belangstelling. Een soortgelijk onderzoek wil ik doen om meer inzicht te krijgen in de praktijkkennis van docenten. Zo heb ik onlangs een subsidieaanvraag gedaan om te kunnen onderzoeken wat docenten aan kennisontwikkeling over bijvoorbeeld leerprocessen bij leerlingen doen en hoe expertdocenten daarin verschillen. Ik verwacht dat zij meer sparren met collega’s en ook meer gebruik maken van vakliteratuur. Dat soort onderzoek kan heel praktisch bijdragen aan het verbeteren van het docentgedrag in de daltonpraktijk.”
„Vervolgens hield ik me bezig met promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. Hierin bestudeerde ik de aard van het redeneren van leerlingen tijdens computerondersteund modelleren.” Na in 2006 in Amsterdam gepromoveerd te zijn, werkte Sins als onderzoeker aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit Leiden. Sinds september 2012 is hij parttime verbonden aan LOOK Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek van de Open Universiteit. „Ik ga daar vraaggestuurd onderzoek doen in het kader van docentprofessionalisering. Wellicht zijn er zelfs combinaties in onderzoek met het lectoraat mogelijk.”
In 2010 is Sins in een parttimefunctie benoemd tot lector daltononderwijs en onderwijsvernieuwing aan de pabo van Saxion in Deventer. „Als lector daltononderwijs volgde ik Piet van der Ploeg op, die lector was vanaf 2006. Van der Ploeg heeft historisch-filosofisch onderzoek gedaan naar het oorspronkelijke gedachtegoed van Parkhurst. Ik borduur hierop voort door onderzoek te doen in en naar de daltonpraktijk.”
Sins maakte daarbij een vliegende start. Op de Helen Parkhurst in Almere deed hij binnen een project van Kennisnet, onderzoek naar het gebruik van een digitaal portfolio. De verschillen in de mate en kwaliteit van het reflecteren door leerlingen tussen een papieren portfolio en een digitaal portfolio waren kleiner dan verwacht. Wel bleken leerlingen aan te geven bij gebruik van een digitaal portfolio beter te kunnen reflecteren.
„Zulk type onderzoek zou ik meer willen doen en gaan we in het lectoraat ook meer doen,” zegt Sins. „Het moet praktische informatie voor de daltonpraktijk opleveren, bijvoorbeeld over zelfregulerend leren, het docentgedrag dat leerlingen ondersteunt bij de ontwikkeling van autonomie en over het leren reflecteren. Ik zou over de kernwaarden van daltononderwijs willen publiceren in onze wetenschappelijke reeks van Saxion Dalton University Press, net zoals we dat gedaan hebben voor samenwerkend leren. Zulke publicaties helpen om samen met de onderwijspraktijk het onderwijs effectiever te maken op basis van bevindingen uit onderwijsonderzoek. Verder voeren we binnen het lectoraat ook historisch onderzoek en effectonderzoek naar daltononderwijs uit en is ook onderzoek naar burgerschapsvorming in uitvoering.”
Sins voelt zich bevoordeeld als lector daltononderwijs. „Ik weet uit ervaring dat de onderwijspraktijk terughoudend is als het gaat om deelname aan onderzoek. Dat is bij daltonscholen heel anders. Zo zijn daltonleraren bevlogen mensen, die heel kritisch zijn op hun eigen praktijk, die experimenteren en reflecteren en die veelal open staan voor onderzoek naar hun praktijk. Deze leraren willen dus onderzoek doen en dat is voor een onderwijsonderzoeker ontzettend plezierig.”
„Nee, ik voel me niet het wetenschappelijke boegbeeld van het daltononderwijs,” zegt Sins. „Ik ben niet aangesteld om het daltononderwijs wetenschappelijk te onderbouwen. Dat zou de lector als wetenschapper ondermijnen en ook niet passen bij de didactische openheid van dit type onderwijs. Dalton is geen methode. Dé daltonschool bestaat niet. Onderzoek moet bedoeld zijn om bij te dragen aan het verbeteren van het daltononderwijs, dat past ook bij het experimenterend en vernieuwend karakter van het daltononderwijs. Ons boek over samenwerkend leren in het daltononderwijs is daar een mooi voorbeeld van. We hebben daarin aangetoond hoe verschillend de daltonpraktijk is, maar ook de voorwaarden beschreven waaronder samenwerkend leren bij leerlingen tot onderwijsverbetering kan leiden.
Het lectoraat zal ook voor de andere daltonkernwaarden soortgelijke wetenschappelijk input geven, bijvoorbeeld in de vorm van een analysekader voor reflectie. We zullen onderzoek kritisch bekijken en er lessen uit trekken voor de onderwijspraktijk, maar ook wijzen op onderzoek dat bijvoorbeeld het tegendeel lijkt te bewijzen. Pas als je dat doet, kan dat
– uiteindelijk – tot onderwijsverbetering leiden.”
Alles heeft zijn tijd nodig. Sins heeft daar in zijn lectorale rede It’s about time uitgebreid over gesproken. „Een verzoek van de NDV om onderzoek naar tijd en motivatie te inventariseren, bracht me op het onderwerp.” In zijn rede komt Sins tot een opmerkelijke conclusie. Talent bestaat niet, presteren is vooral een kwestie van het investeren van tijd en een kwestie van motivatie en discipline. „Onderzoek naar deze functionele kant van tijd in het onderwijs zou ik meer willen doen! Dat gebeurt op het moment eigenlijk opmerkelijk weinig.”
Ook onderzoek heeft tijd nodig. En dat is wel een probleem voor de daltonlector. Het lectoraat is toegewezen voor vier jaar en zelf kan Sins maar twee dagen in de week onderzoek doen. En in die tijd heeft Sins binnen Saxion ook nog andere opdrachten, zoals het opzetten en uitbouwen van een onderzoekslijn in het curriculum van de pabo. Toch vindt Sins ook nog tijd om actief te zijn in de organisatie van internationale symposia en conferenties. „Zulke conferenties verrijken me door het leggen van contacten en het kennisnemen van onderzoek uit andere disciplines.”
Naast de twee parttimebanen en een gezinsleven met twee jonge kinderen besteedt Sins de vrije tijd die hem rest aan improvisatietheater. „Daar is niks te gek! Voor mij een prachtige vorm om vrijheid te ervaren door associatief te denken. Dat vindt deels zijn weerslag in mijn onderzoek, waarin ik dwarsverbindingen probeer aan te brengen tussen verschillende stromingen.”
Auteur: René Berends
Beeld: Martijn Bakker