Opbrengsten van de studietweedaagse voor daltonopleiders en –adviseurs in mei.
De tijd dat mensen een lintje kregen voor het feit dat ze veertig jaar bij dezelfde baas werkten, ligt voor een groot deel achter ons. Lang bij dezelfde werkgever blijven wordt steeds minder als een verdienste gezien. Werk – zelfs het hele concept wat onder arbeid verstaan moet worden – is volop in ontwikkeling. En daarbij zijn anciënniteit, routines en ervaring steeds minder van belang. De wereld verandert in een steeds sneller tempo. En daarbij heeft het onderwijs de opdracht om mee te veranderen en de jeugd voor te bereiden om aan die snel veranderende wereld een bijdrage te kunnen leveren, te kunnen participeren.
Jonge ict’ers solliciteren tegenwoordig op vacatures voor “app-developers”, een beroep dat nog niet bestond toen zij amper vijftien jaar geleden op de basisschool zaten. Het is een voorbeeld van de vraag waarvoor het onderwijs zich gesteld ziet: wat moeten leerlingen leren, die nu op school zitten, om zich straks staande te houden als app-developer, robotopleider, logistiek manager, datapiloot of koersmotivator?
Tijdens de eerste tweedaagse, die het Dalton Netwerk Opleiders (DNO) in haar bestaan, op 23 en 24 mei jl., organiseerde, stond de vraag centraal of het daltononderwijs wel klaar is voor de 21ste eeuw. In twee artikelen doet een aantal opleiders verslag over deze professionaliseringsactiviteit voor de leden van het eigen netwerk. In deel 1 wordt het probleem verkend. In deel 2, dat in het voorjaar van 2014 in DaltonVisie zal verschijnen, wordt de vertaalslag naar het daltononderwijs gemaakt.
De voorbereidingsgroep – Stef van Wickeren, Hilde-Marie van Slochteren en Hans Wolthuis – had Stephanie Ottenheijm bereid gevonden om als keynote speaker een centrale inleiding te houden op de tweedaagse. Het thema waarover zij sprak was: 21st Century Readiness.
Ottenheijm is innovatiemanager bij Kennisnet geweest en introduceerde zichzelf als iemand die helpt te ontdekken wat de wereld van morgen vraagt en hoe men zich daarop kan voorbereiden. Ze noemt zich geen futuroloog of trendwatcher, maar vindt zichzelf wel iemand die in staat is om voorbodes op te merken van wat komen gaat. “Terwijl het voor bijna iedereen nog volop winter is, zie ik – bij wijze van spreken – al de sneeuwklokjes staan als teken van een naderende lente. Hetzelfde gebeurt met trends en ontwikkelingen in de maatschappij. In de periferie van de hoofdstroom zijn de voorbodes te onderkennen van wat komen gaat.” Die trends en ontwikkelingen probeert Ottenheijm te extrapoleren, zodat redelijk goed voorspeld kan worden wat komen gaat.
De voormalige daltonlector Piet van der Ploeg schreef eens dat kinderen voor Parkhurst ‘zzp’ers-in-de-dop’ zijn.
Ottenheijm kan zich daar goed in vinden. Zij stelt dat voorbereiden op de toekomst vooral betekent dat ondernemend gedrag bij kinderen gestimuleerd dient te worden: “Ze moeten freelancers worden, of zzp’ers, net zoals ik dat ben!” En dat betekent, volgens Ottenheijm, leren omgaan met onzekerheden, leren om verschillende rollen te spelen en verschillende petten op te hebben.
Ottenheijm begon haar loopbaan door dagelijks naar het grote kantoorgebouw van KPMG te reizen. Nu is haar ‘kantoor’ slechts een laptop en smartphone. Meer heeft zij niet nodig.
Dat ondernemerschap van kinderen zal in de nabije toekomst plaatsvinden in een steeds platter wordende democratie. Internet versnelt die maatschappelijke ontwikkeling van vergaande democratisering. Ottenheijm stelt: “We zien het om ons heen dat machtsverhoudingen veranderen. Instituties en grote bedrijven hebben het moeilijk. Muren worden afgebroken – no more walls! –. Kijk bijvoorbeeld naar wat social media gedaan hebben bij de Arabische Lente.”
Verschillende wetenschappelijke onderzoeken en ontwikkelprojecten hebben zich op de markt gestort om het onderwijs klaar te stomen voor de 21st Century Readiness. In grote lijnen komen alle adviezen neer op een zevental centrale thema’s. Het zijn focuspunten waarmee het onderwijs kan werken aan die 21st Century Readiness. Deze zeven vaardigheden vormen een totaalconcept, een netwerk van vaardigheden, maar die stuk voor stuk containerbegrippen zijn, die nog volop verder ontwikkeld moeten worden.
Steeds vaker zien we drop outs succesvol zijn. Steeds vaker zitten kinderen op school te slapen om daarna thuis interessante dingen te doen. Steeds vaker vragen oud-leerlingen zich af waarom ze naar school moesten, omdat steeds meer bedrijven steeds minder naar diploma’s vragen en steeds meer naar waar dan ook verworven competenties en vaardigheden. Steeds vaker stellen kinderen de vragen: prikkel mij, stimuleer mij. Steeds vaker moet nieuwsgierigheid benut en ingezet worden, in plaats van afgeleerd worden. De Steven Jobs en Albert Einsteins van nu passen niet meer binnen de traditionele kaders van het onderwijs.
21st Century Readiness gaat om:21st Century Readiness gaat om:
• samenwerken
• probleemoplossend vermogen
• ict-geletterdheid
• creativiteit
• kritisch denken
• communiceren
• sociale en culturele vaardigheden
“Bij Kennisnet hebben we het project ‘21 Learners’ gehad,” vertelt Ottenheijm, “waarbij er met 21 jongeren uitgebreid gesproken over 21st century skills. In hun eigen woorden vertelden zij over de zeven focuspunten.
Opmerkelijk is dat de ideeën die deze jongeren in het onderzoek opperden de voorbodes vormen van een ontwikkeling, waar het onderwijs nog lang niet klaar voor is. Het was verrassend het enthousiasme, de inzet en creativiteit van die jongeren te zien voor zaken die ik in ieder geval op school nooit geleerd of gezien heb!”
Zo is ‘lief zijn voor elkaar’ volgens de jongeren essentieel voor een goed functioneren in een toekomstige maatschappij. “Lief zijn voor elkaar is essentieel, omdat we elkaar hard nodig hebben,” wordt er gesteld, “samenwerken is nodig, in je eentje kun je namelijk niks.’ Het gaat om ‘likes’ geven en geliket worden!”
Een tweede punt waar de jongeren mee kwamen, moet daltonianen als muziek in de oren klinken. De toekomst vraagt om het hebben van lef! Jongeren vinden dat je moet durven om initiatief te nemen. Daarvoor is het nodig om problemen op te kunnen lossen en kritisch te kunnen denken. Aan het onderwijs stellen jongeren daarom de opdracht: leer mij flexibel te zijn.
Ook uniciteit en het jezelf kunnen profileren wordt essentieel gevonden. Jongeren zeggen: “Er zijn honderden mensen zoals ik. Daarom is het belangrijk om ervoor te zorgen dat je eruit springt, want in de global village moet je wereldwijd concurreren!”
Dat is opmerkelijk omdat volwassenen vaak denken dat jongeren juist meer op elkaar willen lijken. Jongeren ontdekken nu dat ze straks in de maatschappij eruit moeten springen en zichzelf moeten kunnen profileren.
Jongeren wijzen er ook op dat de wijze van communiceren door ict aan snelle veranderingen onderhevig is. De ontwikkeling van telefonie naar twitter is snel gegaan. We zijn van vormen van 1-op-1-communicatie (Hans belt René), via 1-op-n-communicatie (Stef stuurt een mailtje naar de hele groep) naar middelen gegaan van n-op-n-communicatie (Hilde-Marie plaatst een Tweet en er ontstaat een keten van reacties). Via Twitter en Facebook wordt tegenwoordig van alles de wereld in geslingerd. Iedereen is voor iedereen bereikbaar.
Dat betekent ook dat het elkaar leren vinden op internet en het leren omgaan met de kansen en bedreigingen van internet noodzakelijk is. “Het zou toch heel vervelend zijn, als kinderen straks gaan solliciteren,” zegt Ottenheijm, “en men dan op je facebook-account zaken uit je jeugd of studententijd tegenkomt, die je bij nader inzien toch liever voor jezelf had willen houden.”
Kinderen en ict in de eenentwintigste eeuw, dat is een prachtige combinatie. Het leidt ertoe dat ouderwetse, typisch twintigste-eeuwse communicatiemiddelen wel op een heel bijzondere manier benaderd worden. Wat dacht u van de uitspraak van een kind dat een oude typemachine ziet: ‘Whow! Dit is gaaf! Die print meteen!’ Of van een kind dat een tijdschrift omschrijft als een I-pad, die het niet meer doet!’
Vroeger waren grond, arbeid en kapitaal de drie productiefactoren. Nu zijn dat kennis, relaties en creativiteit. Het gaat steeds meer om eigen inzet en eigen werkkracht. Het zijn schuivende panelen, waar het niet meer gaat om hiërarchie, maar om netwerken; niet meer om een scheiding tussen, maar juist een integratie van denken en doen; niet meer om veel van hetzelfde en routines, maar om actief-zijn en originaliteit; niet meer om vijf dagen van acht uur, maar om zeven dagen van 24 uur; niet meer om heldere rollen en taken, maar om voortdurend wisselende rollen en taken. Ottenheijm: “Vroeger was kennis macht, nu is kennis melk: als je het niet gebruikt, verzuurt het!”
De rol van kennis en hoe kennis verworven wordt en zich ontwikkelt, is ook in de 21ste eeuw een essentiële vraag. Vroeger waren het vooral de staat, de overheid en de uitgevers die bepaalden wat er in het onderwijs geleerd werd. In de toekomst zullen dat steeds meer Facebook en Twitter zijn, of andere digitale communicatiemiddelen, forums waar kennis gedeeld worden en vragen beantwoord. Het is daarom belangrijk dat kinderen leren doorzien hoe bijvoorbeeld de algoritmes bij Facebook werken, zodat ze informatie op waarde kunnen schatten.
Jongeren verwachten ook dat onderwijs hen kan ondersteunen bij het leren om mondiaal te denken. Ze zien de noodzaak om effectief te zijn in verschillende culturen en moeten daarom leren om open te staan voor nieuwe, onbekende zaken. Dat vraagt ook om het leren omgaan met onzekerheden en met nu nog niet bestaande problemen die opgelost moeten worden.
De functies van de school – socialiseren, bieden van kennis en vaardigheden en talentontwikkeling –en de basis van het leren zullen niet fundamenteel veranderen, stelt Ottenheijm, maar het onderwijs zal sterk moeten innoveren. En dat vernieuwen vanuit jezelf, zoals dat in het onderwijs gebeuren moet, is heel moeilijk, moeten we ons beseffen. Toch is de noodzaak duidelijk. “Any teacher who can be replaced by a machine, should be”, citeert Ottenheijm A. Clarck. Jongeren stellen aan het onderwijs andere opdrachten: leer mij flexibel te zijn, ondernemer te zijn, te durven om te proberen; leer mij hoe ik mezelf kan neerzetten en hoe ik mondiaal kan denken. Leer mij effectief te zijn in verschillende culturen en open te staan voor nieuwe zaken en leer mij vooral om te gaan met onzekerheden. Leer mij snel fouten te maken en van mijn fouten te leren, want immers dan kan ik snel vooruit!
Het mag duidelijk zijn dat in het onderwijs de balans nog niet gevonden is, dat onderwijs zichzelf deels buitenspel lijkt te gaan zetten. ‘Buiten de deur leren’ wordt immers steeds belangrijker. Ottenheijm stelt dat het onderwijs in een ontwikkeling terechtgekomen is, waarbij het steeds minder organisaties en instituties zijn die bepalen wat de onderwijsinhoud zou moeten zijn en het steeds meer de gebruiker wordt, die dat gaat bepalen. Het zal ertoe leiden dat we zullen groeien naar een systeem waarin eenheidsdiploma’s minder belangrijk worden dan het hebben van een grote diversiteit aan verworven competenties. De vraag waar die competenties verworven zijn, zal steeds minder van belang worden.
In het voorjaarsnummer van DaltonVisie in 2014 zal inhoudelijk ingegaan worden op de discussie over de plaatsbepaling van het daltononderwijs in deze ontwikkelingen die moeten leiden naar 21st Century Readiness.
Allen, J. & Velden, R. van der (2011). Skills for the 21st Century: Implications for Education. Maastricht: Research Centre for Education and the Labour Market, Maastricht University.
Marzano, R.J. & T. Heflebower (2012). Klaar voor de 21e eeuw. Vaardigheden voor een veranderende wereld. Vlissingen: Bazalt.
Morgan, G. (2007). Images of organizations. Sage Publications. http://www.rectec.nl/2012/09/17/nieuwe-beroepen-werft-u-al/
Oetelaar, F. van den (2012). 21st Century Skills in het Onderwijs. Whitepaper. www.21stcenturyskills.nl. Opgehaald: mei 2013
Voogt, J. and Pareja Roblin, N. (2010). 21st Century Skills: Discussienota. Enschede: Universiteit Twente.
Het Dalton Netwerk Opleiders (DNO) is een NDV-netwerk van gecertificeerde daltonopleiders. Het bestaat inmiddels een jaar of vijf en komt drie keer per jaar in verschillende opleidingsplaatsen bijeen. Het doel van het netwerk is ‘halen en brengen’, een vorm van collegiale professionalisering om zo met elkaar het niveau van de verschillende daltonopleidingen in het land te verhogen.
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Hilde-Marie van Slochteren, Hans Wolthuis, Stef van Wickeren en Dick de Haan.
Auteur: René Berends