Interview met Robert Tjalsma en Timo van Breden.
De staatssecretaris van Onderwijs, Sander Dekker, heeft Nederland opgeroepen om over de gevolgen voor het onderwijs van de snelle veranderingen in de maatschappij na te denken. Het daltononderwijs heeft daar een duidelijke visie over. Er zijn ‘mensen zonder vrees’ nodig, zelfstandige, sociale, democratische burgers die ondernemend en actief in het leven staan. En omdat daltononderwijs een vorm van proefondervindelijk onderwijs is, zouden kinderen op een daltonschool daarom al ‘kinderen zonder vrees’ moeten zijn. Maak kennis met twee van zulke ondernemende types: Timo en Robert, leerlingen uit de leerlingenraad van de Albertine Agnesschool in Leeuwarden, die samen het kinderdirectieteam vormen van het Fries Museum.
Robert zit in groep 8. Hij heeft een passie voor muziek. “Ik speel cymbals in een muziekgroep. Pasveer heet die groep! Dat is een muziekkorps in Leeuwarden. Ik ben er druk mee. We hebben regelmatig op zaterdagen een optreden!” Robert heeft eerder keyboard gespeeld. “Ik vind het leuk om op te treden en om samen muziek te maken!” Robert wil ook wel graag op wielrennen. “Maar het is de vraag of ik dat wel van mijn ouders mag. Ik mag niet alles tegelijk!”
Timo zit in groep 7. Ook hij wil de muziek in. “Ik heb gitaarles. Eens per jaar moeten we voorspelen in het wijkgebouw. Maar dan speel je alleen. Het liefste wil ik in een bandje spelen.” Timo voetbalt bij Frisia 1883. Dat is de oudste club uit het noorden van het land. “Ik heb al toernooien in het hele land gespeeld.”
“Ik word later bioloog,” zegt Timo beslist. “Ik wil worden zoals Freek in de tv-serie Freek in het wild, maar dan iets met vogels. Bij school vliegen veel duiven. Daarom ben ik eens gaan kijken bij iemand in de buurt, die duiven houdt. Ik houd mijn spreekbeurt nu over postduiven. Ik heb de prezi al klaar!”
Op de Albertine Agnesschool wordt er gewerkt met Topondernemers. Daar zit ook biologie in. “Dat is een leuk vak”, zegt Timo. “Ik vind leren over de natuur uit een boek maar niks. Ik ga liever in het park met een kijker naar buizerds en kiekendieven kijken. Je moet natuurlijk wel studeren voor je baan, maar biologie gaat niet over teksten lezen!”
Robert wordt journalist, zegt hij beslist. “Op school vind ik het leuk om stukjes te schrijven als ze ook gepubliceerd worden. Dus word ik journalist. Je moet later vooral iets gaan doen wat je leuk vindt!”
Robert en Timo weten dat ze op een daltonschool zitten. Voor beide jongens is het de buurtschool. “Het is 1,27 km van huis naar school,” zegt Robert met een lach. “Ik heb een kilometerteller op mijn fiets!
Het mooie van onze school is dat we mogen samenwerken. Kinderen mogen elkaar helpen.” “En dat werkt veel beter,” zegt Timo. “Kinderen kunnen goed aan elkaar uitleggen. Die snappen beter waar een probleem zit!” “We hebben een instructiewinkel in de klas,” valt Robert bij, “rood betekent dat je iets niet snapt en groen dat je het kunt uitleggen. Op het bord kunnen kinderen kijken wie je om hulp kunt vragen. Zo maak je gebruik van elkaars talenten!”
Timo vindt dat dalton ook betekent dat je ondernemend moet zijn. “Ik had een bedrijfje. Andere leerlingen konden bij mij een Donald Duckboekje huren voor 50 cent per dag en tien euro borg. Maar ik ben failliet gegaan. Niemand huurde zo’n boekje. Nu begin ik een heitje-voor-een-karweitje-bedrijf en maak ik daarvoor een eigen website.”
De Albertine Agnesschool heeft een leerlingenraad. Elke groep heeft twee leerlingen in de raad en daarvoor worden verkiezingen gehouden.
“In het begin kozen vriendjes elkaar, maar dat gebeurt steeds minder. We moeten nu een plan maken en dat voor de groep presenteren. En dan kiezen we de klasgenoten met het beste plan!”, zegt Robert. “Het is belangrijk om zo’n plan te maken, maar ook om te leren kiezen!”
“Wij bepalen mee wat er op school gebeurt”, zegt Timo. “Het stonk bijvoorbeeld vorig jaar vaak bij de wc’s. Omdat wij dat aangaven, is er toen een gietvloer gekomen! Een keer in de zes weken vergaderen we. Er is een boekje in iedere klas waar leerlingen wat voor de leerlingenraad in kunnen schrijven.”
“We doen ook wel voorstellen voor wat er voor het geld van Jantje Beton voor de school gekocht kan worden!”, stelt Robert. “We hebben daarvoor op speelgoedwebsites naar buitenspeelgoed gekeken. Iedere groep kon met ideeën komen!
Ik schrijf regelmatig een stukje over de leerlingenraad in de Nieuwstrommel, het schoolblad.”
Robert: “We hebben ook een rol gespeeld bij de daltonvisitatie. Toen hebben we met de visiteurs gepraat over hoe het op school gaat!”
Timo: “En op een ouderavond hebben we een daltonspel met de ouders gespeeld. Ouders werden gevraagd om hun mening te geven over zelfstandigheid, vrijheid, samenwerken en reflectie. Het leuke was eigenlijk dat alles wel zo’n beetje goed was, wat ouders daarover zeiden, als ze het maar goed konden onderbouwen!”
Ouders moesten ook foto’s maken van wat zij ‘dalton’ vonden en daar een briefje bij schrijven. Timo’s vader maakte toen een foto van zijn vakje! En had erbij geschreven: niet dalton!
“We zijn met de leerlingenraad in het Fries Museum uitgenodigd en hebben toen een rondleiding gehad. Er was al een kinderdirecteur in het museum,” vertelt Robert, “maar die jongen was al van de basisschool af. En daardoor was het lastig om afspraken te maken. Bovendien keek hij steeds minder met de ogen van een kind naar het museum. Toen is besloten dat er een nieuw kinderdirectieteam zou komen en dat voortaan de kinderdirecteuren op een basisschool moeten zitten! Het directieteam bestaat nu uit de voltallige leerlingenraad, met leerlingen uit groep 5, 6, 7 en 8.”
“We hebben een uitnodiging gehad om met de leerlingenraad in het museum naar een tentoonstelling te komen van de Friese schilder Gerrit Benner”, vertelt Timo. “Ik was toen helaas ziek! Dat was het begin. Inge, van het Fries Museum, heeft ons toen gevraagd om kinderdirectieteam te worden!”
“We gaan er vaak heen en mogen er gratis naartoe en dan mag je ook nog iemand meenemen”, vertelt Timo. “En dan heb ik een badge op met ‘kinderdirecteur’. We moeten ons wel gedragen als directeur, bijvoorbeeld met mensen een praatje maken. We geven ook rondleidingen en vertellen dan bijvoorbeeld bij bepaalde voorwerpen een verhaal. Ik doe dat graag bij het zwaard van Grote Pier!” “En ik vind het verzetsmuseum interessant”, zegt Robert.
“Ze hebben daar een muur met persoonsbewijzen erop, kisten met wapens, neppoppen, oude fietsen zonder banden, geweren en een film over de overval in Leeuwarden!
Er zijn speciale rondleidingen voor kinderen. Maar als je van ons een rondleiding wil hebben, moet je wel eerst reserveren!”
“Het leuke van kinderen in een museum is dat ze anders kijken. Daarom heeft het museum een kinderdirectieteam”, vertelt Robert. “Wij kunnen meedenken om het museum aantrekkelijker te maken voor kinderen. Wij vertellen bijvoorbeeld dat sommige kinderen nog niet kunnen lezen en dat ze voor die kinderen dus wat anders moeten bedenken: iets om te kijken, te luisteren of iets om te doen.”
“We denken niet mee over nieuwe tentoonstellingen,” zegt Timo, “maar mogen wel onderwerpen aandragen, bijvoorbeeld: lego! Het is natuurlijk belangrijk dat kinderen het leuk gaan vinden. Dan gaan ouders vaker naar het museum en komt er meer geld binnen!”
“Weet je wat ook bijzonder is? Dat we als kinderdirecteuren zelf anders naar schilderijen zijn gaan kijken. Als je er vaker komt en langer naar een schilderij kijkt, ga je andere dingen zien, grappige dingen in de moderne kunst. We hebben bijvoorbeeld met gekleurde, doorzichtige papiertjes naar schilderijen gekeken. Dan wil je vanzelf er meer van weten, bijvoorbeeld over het leven van een schilder! Het lijkt helemaal niet hip om naar een museum te gaan, maar hoe meer je weet, hoe leuker het wordt. Leren is dan bijna niet leren. Het wordt leuk als je betrokken bent, als je mag meebeslissen en als het echt is.”
Auteur: René Berends
Beeld: Siep van Lingen (Leeuwarder Courant)