Onderzoek in het vo naar effectiviteit als visitatiewaarde.
“Waarom een nieuw visitatiekader? En waarom überhaupt nieuwe daltonkernwaarden?” Op 13 februari 2013 stelde de Nederlandse Dalton Vereniging (NDV) een nieuw visitatiekader vast waarin drie nieuwe kernwaarden van daltononderwijs werden toegevoegd: effectiviteit, reflectie en borging. Dit lokte veel gemengde reacties uit. Op een bijeenkomst van de NDV ‘Betekenis geven aan kernwaarden’ werd flink gediscussieerd over de inhoud van de nieuwe daltonkernwaarden. Ook op het Spinoza Lyceum in Amsterdam vroegen veel docenten zich af: waren de traditionele kernwaarden samenwerken, zelfstandigheid en vrijheid niet toereikend? Of: zijn de drie nieuwe kernwaarden niet gewoon algemene voorwaarden voor goed onderwijs in plaats van echte daltonwaarden? Het Spinoza Lyceum is sinds 2009 onderdeel van de Academische Opleidingsschool Amsterdam (AcOA) en jaarlijks doet een aantal docenten mee aan universitair onderzoek naar onderwijs. Wij, onderzoeksdocenten Janneke Janssen en Esther Schat, zagen in deze discussie rondom het nieuwe visitatiekader een uitstekend uitgangspunt voor ons onderzoek. Omdat we leven in een tijd waarin de nadruk constant wordt gelegd op prestaties en opbrengstgericht leren, besloten we de vierde kernwaarde, effectiviteit nader te onderzoeken.
Wat is effectiviteit eigenlijk? Is effectiviteit niet gewoon een mode-term uit de bedrijfswereld? En past effectiviteit überhaupt wel bij daltononderwijs waarbij iedere leerling zich juist op zijn eigen niveau en eigen tempo ontplooit? Met deze vragen in ons achterhoofd, hebben we een onderzoeksplan opgesteld waarbij we de leerlingen van onze mavo-afdeling wilden bevragen naar hun ervaringen en aanbevelingen omtrent het begrip effectiviteit. Waarom? Allereerst om de visie van leerlingen op effectiviteit in kaart te brengen, een stukje begripsomschrijving. En ook om meer aandacht voor de nieuwe kernwaarde onder leerlingen en docenten te kweken om zo weer beter voorbereid te zijn op de volgende visitatie-ronde van de NDV. In een verkennend groepsinterview en zeventien diepte-interviews hebben we de mavoleerlingen bevraagd over wat zij onder effectief daltononderwijs verstaan, hoe ze dat terug zien in hun eigen lessen en wat voor tips zij de docenten mee kunnen geven.
“Waarom gaan jullie nu de mavoleerlingen over de invulling van de nieuwe kernwaarde bevragen en niet collega’s, die toch juist de specialisten op het gebied van dalton zijn?” Legitieme vragen die ons werd gesteld door collega-onderzoekers. Het Spinoza Lyceum is een openbare scholengemeenschap voor mavo, havo, atheneum en gymnasium en de enige vo-daltonschool in Amsterdam en omgeving. Er zitten ongeveer 1100 leerlingen op met verschillende sociale en culturele achtergronden en er is een zeer breed scala van kunst- en cultuurvakken. Eind schooljaar 2012-2013, bleek dat de mavo een minder goed slagingspercentage had dan de havo- en vwo-afdelingen. Ook de conclusies van de onderwijsinspectie vielen een beetje tegen; de mavo-afdeling zou de leerlingen niet voldoende mogelijkheden bieden tot het leveren hoge prestaties en de instructie zou onvoldoende afgestemd op de verschillen tussen leerlingen. Ook wordt er wel eens geïnsinueerd dat daltononderwijs geschikter voor havo en vwo zou zijn. Voor ons reden te meer om juist de meningen van mavoleerlingen omtrent de effectiviteit van hun onderwijs in kaart te brengen.
Als theoretisch kader voor ons onderzoek hebben we tien kenmerken van effectief daltononderwijs van oud daltonlector Piet van der Ploeg gebruikt: 1. mix van onderwijsleervormen, 2. heldere uitleg en instructie, 3. geregelde feedback, 4. voldoende tijd, 5. voldoende focus, 6. leren leren, 7. samen leren, 8. adaptief onderwijs, 9. taken serieus nemen en 10. betrokkenheid ouders. In interviews hebben we leerlingen laten reflecteren op deze tien kenmerken van effectief daltononderwijs. We hebben ze puntsgewijs bevraagd naar hun ervaringen en ideeën omtrent deze tien kenmerken bij ons op school in zowel de les als in de taken. Daarna hebben we allen interviews gelabeld en kwamen we tot de conclusie dat de leerlingen “samen leren” en “taken serieus nemen” het belangrijkst vinden en dat “adaptief leren” en “geregelde feedback” het minst terugzien in hun onderwijs.
Samen leren
Een van de opvallendste uitkomsten van de interviews is dat de leerlingen samenwerken bij ons op school als zeer positief ervaren. Alle geïnterviewde leerlingen gaven aan dat er veel ruimte en aandacht voor samenwerken is en dat dat goed wordt georganiseerd. Ze stellen dat door samen te werken aan daltontaken je elkaar kan helpen, steunen en motiveren. Daarbij vinden ze samenwerken zeer effectief omdat je veel leert van elkaars expertise en het tijd bespaart. Ook geven ze aan dat het ‘op je bek gaan’ met samenwerkingstaken erbij hoort en dat je daarvan leert. Ook vinden ze dat docenten het samenwerken tijdens de les goed begeleiden.
Taken serieus nemen
Een ander opvallend positieve conclusie is dat de leerlingen het kenmerk taken serieus nemen heel erg belangrijk vinden en positief beoordelen. Het serieus nemen van taken betekent voor hen het inhoudelijk bespreken ervan en niet slechts het “aftekenen”. In de interviews kwam meerdere malen terug dat zelfstandig werk serieus wordt genomen door de docenten. Zij vinden dat de docenten op het Spinoza Lyceum genoeg tijd en ruimte in hun lessen besteden aan zelfstandig werken aan taken. Ook vinden ze dat de docenten het zelfstandig werk goed begeleiden. “We krijgen echt genoeg tijd om zelfstandig te werken en de docenten geven goede tips maar soms heb je gewoon zo veel te vertellen aan je vriendinnen, maar ja dat is dan je eigen schuld hoor”(Shae 13).
Geregelde feedback
Als we kijken naar de negatief beoordeelde kenmerken, dan viel feedback echt op. Zij zeggen weinig persoonlijke feedback te krijgen gedurende de les. Leerlingen hebben behoefte aan meer en gestructureerde feedback. Zij zeggen dat als docenten duidelijkere zouden zeggen wat er goed en niet goed gaat, leerlingen gemotiveerder zouden worden. Ook willen ze voordat ze aan een taak beginnen een evaluatieformulier met de punten waarop ze worden beoordeeld en achteraf willen ze dit formulier persoonlijk bespreken.
Adaptief onderwijs
Echt gedifferentieerd onderwijs op de mavo-afdeling zien de leerlingen weinig terug. Volgens de leerlingen zijn er nauwelijks taken op maat; er wordt geen onderscheid gemaakt in wat leerlingen moeten doen en de taken bieden weinig keuzevrijheid. Ook komt duidelijk naar voren dat leerlingen differentiatie in zekere zin oneerlijk vinden. Keuzevrijheid is tot op zekere hoogte wenselijk maar echt onderwijs op maat, zien ze als oneerlijke kansen. Ze vinden ‘onderwijs op maat’ slechts wenselijk als het zich manifesteert in de vorm van hulp aan de zwakkeren.
Wat kunnen we leren van de positief en negatief beoordeelde kenmerken van effectief daltononderwijs? Van de tien effectieve onderwijskenmerken werden er vijf zeer positief geëvalueerd, drie negatief en twee neutraal. Opvallend is dat de leerlingen vooral de “oude” kernwaarden samenwerken en zelfstandigheid zeer hoog hebben staan. Ze geven terug dat in iedere les tijd en ruimte voor zelfstandig werken en samenwerken is. Zij zien dit als essentieel voor de effectiviteit van het daltononderwijs. Als we naar de negatief beoordeelde kenmerken kijken, feedback en adaptief onderwijs, dan kunnen wij daar nog een hoop winst halen. Leerlingen geven terug dat adaptief onderwijs niet of nauwelijks zichtbaar is binnen het mavo-onderwijs op het Spinoza Lyceum. Duidelijk is dat op het Spinoza Lyceum wel een sterke wens is om gedifferentieerd onderwijs aan te bieden (maatwerk is het speerpunt van ons schoolplan) en dat hier ook maatregelen toe worden genomen, maar dat dit nog beter moet worden ontwikkeld. Het ontwikkelen van goed ‘gedifferentieerd onderwijs’ kost tijd, kan slechts worden begeleid door zeer ervaren en getrainde docenten met een breed spectrum aan docentkwaliteiten en is van alle tien de effectieve onderwijskenmerken het moeilijkst te bewerkstelligen. Vooral op de mavo, waar leerlingen excellentie als ‘iets oneerlijks en uitsloverigs’ zien, moeten docenten zijn uitgerust met ‘een breed palet aan differentiatie skills’. Het tweede negatief beoordeelde kenmerk, geregelde feedback, hangt natuurlijk heel dicht samen met reflectie, de tweede recentelijk toegevoegde daltonkernwaarde. Het verbeteren van het reflecterend vermogen zou daarom ook hoog op de schoolagenda moeten worden gezet.
Wat heeft het onderzoek nu opgeleverd? Ten eerste was het zo ontzettend interessant om leerlingen te interviewen en daar de tijd voor te nemen. Leerlingen kunnen fantastisch feedback geven op hun eigen onderwijs en de woorden die ze daarvoor kiezen zijn zowel hilarisch als haarscherp. Ten tweede was het geweldig om eens de mavoleerlingen aan het woord te laten. Bij eerder onderzoek op onze school en sowieso vaak als leerlingen om hun visie op onderwijs wordt gevraagd, staan de vwo’ers in de rij. Daarbij is het altijd een goed idee om je eigen daltononderwijs weer eens onder de loep te nemen. Waarom wordt samenwerken en zelfstandigheid bij ons op school zo goed gewaardeerd? En hoe doen wij docenten dat dan precies? En hoe kunnen wij maatwerk en reflectie meer de school in krijgen?
“Op deze school werk je heel veel samen. Bij biologie het meest, daar werken we echt bijna altijd samen. Daar doen we meestal van die proefjes en testjes zeg maar en dan heb je elkaar ook echt heel hard nodig. De een moet dit doen, de ander moet dat doen en alles en iedereen tegelijk“ (Anna 16).
“Ik vind ook eigenlijk dat ja, hoe noem je dat, de verantwoordelijkheid bij de leerling ligt want je doet het voor jezelf niet voor een ander. Als je zelf je taken niet maakt en er is iets belangrijk in het werk dat op de toets komt dan heb je het gemist eigenlijk, dus het is niet dat de docent expres zegt ja doe je taken. Het is gewoon dat hij wilt dat jij gaat leren” (Noah 13).
“Onze Engels docent die zegt wel eens oh goed gedaan enzo..dus ja.. ik krijg niet echt feedback want ik weet niet wat ik dan eigenlijk goed doe. Ja, je krijgt dan niet echt feedback maar ik weet niet hoe je het zegt…
oh ja een compliment” (Sam 17).
“Ja doeg, het slaat helemaal nergens op want je krijgt uiteindelijk toch dezelfde toets en als je er beter in bent dan is dat juist een voordeel want je bent ergens anders weer slecht in. Dus het zou een beetje gek zijn als je moeilijkere dingen moet doen omdat je beter bent. En als je het moeilijker vindt dat je dan meer krijgt. Belachelijk! Ik vind dan juist dat je meer hulp erbij moet krijgen want het gaat om een reden slecht” (Mayra 16).
Auteurs en Beeld: Janneke Janssen en Esther Schat zijn onderzoeksdocent van het Spinozalyceum, sinds 2009 verbonden aan de Academische Opleidingsschool Amsterdam (AcOA).