Daltonscholen voelen zich wellicht vanuit ideologie sterk verbonden met de NDV, maar hebben in de dagelijkse praktijk vooral te maken met beleid van hun eigen schoolbestuur. Hoe dalton je ook wilt zijn, de ruimte die je als daltonschool hebt om je te profileren wordt in hoge mate begrensd door bovenschoolse kaders.
In dit artikel wordt nader verkend welke rol een schoolbestuur speelt of kan spelen bij daltonprofilering en gaan we na hoe deze betrokkenheid in de praktijk wordt ondervonden.
Uit recent onderzoek komt naar voren dat de mate van schoolverbetering positief samenhangt met de gemeten onderwijskwaliteit. Bovendien blijkt dat de behoefte om daltononderwijs in te voeren of uit te breiden een invloedrijke aanleiding vormt voor actieve schoolverbetering (De Haan, 2015). Anders gezegd: scholen die meer dalton willen en zich daarom actief bezighouden met het verbeteren van hun onderwijs, vergroten daarmee de kans op hogere leerprestaties en kwaliteitsverbetering van het onderwijsproces.
Schoolverbetering lijkt te worden bepaald door vijf factoren, waarvan betrokkenheid van het schoolbestuur er één is. Deze betrokkenheid komt tot uitdrukking als het schoolbestuur op de hoogte is van daltonontwikkeling, betrokken wordt bij besluitvorming en een inbreng heeft in de uitvoering op dat gebied en de resultaten van daltonontwikkeling controleert en/of evalueert (De Haan, 2015).
Deze onderzoeksresultaten sluiten aan op theorie over schoolverbetering. Meerdere auteurs benadrukken het belang van actieve betrokkenheid op bestuurlijk niveau vanuit het perspectief van het bestuur als lerende organisatie (Fullan, 2009; King & Bouchard, 2011; Marzano & Waters, 2012). Hierbij leren besturen actiever betrokken te zijn bij visievorming en directe aansturing op individueel schoolniveau (King & Bouchard, 2011). Een bestuurder die alleen formeel en beheersmatig betrokken is bij onderwijsinhoudelijke zaken, zal weinig invloed hebben op verbetering van onderwijskwaliteit (Van Dael & Hooge, 2012). Onderzoeksresultaten wijzen op een significante correlatie van de gemiddelde leerprestaties met goed bovenschools leiderschap, dat tot uiting komt in het gezamenlijk met scholen bepalen van doelen, waarbij alle betrokkenen bereidheid tonen om deze doelen te steunen en het proces te monitoren en het door het bestuur beschikbaar stellen van voldoende middelen (Marzano & Waters, 2012).
Zowel uit literatuurstudie als uit een enquête onder daltondirecteuren en -coördinatoren komt naar voren dat betrokkenheid van het schoolbestuur als kenmerk van daltonontwikkeling wordt beschouwd. Tegelijk lijkt in deze studies dit kenmerk niet zo belangrijk te worden gevonden; een waardering die wordt bevestigd door empirisch onderzoek onder 100 daltonscholen. Op een antwoordschaal van 0 (‘niet’) tot 3 (‘in zeer grote mate’) wordt gemiddeld 0,99 gescoord op de vraag in welke mate het schoolbestuur betrokken is bij daltonontwikkeling (De Haan, 2015).
Kortom, het is duidelijk dat een schoolbestuur een positieve bijdrage kan leveren aan schoolverbetering, maar er zijn aanwijzingen dat daltonscholen over het algemeen nog te weinig gebruik maken van de mogelijkheid om hun schoolbestuur hier actief bij te betrekken.
DaltonVisie vroeg vier schoolleiders in hoeverre hun schoolbestuur rekening houdt met de daltonidentiteit van hun school.
Irene Meyer, directeur van daltonschool De Molenwiek in Haarlem geeft aan dat het bestuur trots is op haar school. De waardering komt naar voren tijdens gesprekken met haar directeur-bestuurder. Helaas wordt vanwege een vacaturestop binnen de stichting geen rekening met het daltonconcept van haar school. Bij plaatsing van nieuwe leerkrachten speelt affiniteit met dalton geen rol. Bij de verdeling van de scholingsgelden is er geen extra budget voor daltonscholing van nieuwe collega’s; dit moet uit de eigen middelen betaald worden. Irene zou wensen dat het bestuur de kosten van het lidmaatschap van de NDV voor haar rekening neemt. Betrokkenheid van haar bestuur bij de vormgeving van het onderwijs kenschetst zij als ‘meedenken is prima, maar zich ermee bemoeien liever niet’.
Dia Dam is adjunct-directeur en daltoncoördinator op daltonschool de Waayer in Wadenoijen. Haar bestuur is blij met het daltonconcept van de school, maar gaat bij mobiliteit niet na of een nieuwe collega bekend is met het daltononderwijs. Dit kan nadelig zijn voor de continuïteit van de daltonontwikkeling, juist ook omdat de Waayer een kleine school is. Het verzoek van de school om extra financiële ruimte voor daltongerelateerde scholing heeft het bestuur nog niet gehonoreerd, aldus Dia.
Emmy van der Wouden is locatiedirecteur van De Leilinde, de daltonlocatie van de Knotwilg in Papendrecht. Emmy geeft aan dat haar bestuur veel belang hecht aan de daltonidentiteit van haar school. Ze weet dat ondanks de vergrijzing van de buurt haar school niet zal sluiten. Het bestuur garandeert daarmee de diversiteit aan onderwijsconcepten in Papendrecht. Bij de renovatie van de school is extra geld gestoken in onderwijsleermiddelen en meubilair, om zodoende het daltonconcept te versterken. Scholing van het team of individuele leerkrachten moet uit de eigen middelen gefinancierd worden. Alleen bij vrijwillige mobiliteit heeft de school invloed op de plaatsing van een leerkracht.
René Bos, directeur van odbs Pierre Bayle in Rotterdam, bevestigt het beeld dat door de andere directeuren wordt geschetst. Ten aanzien personeelsbeleid en financiën maakt zijn bestuur geen onderscheid tussen reguliere scholen en vernieuwingsscholen. René zou graag extra middelen willen hebben voor nascholing en ondersteuning. Omdat zijn school onderdeel uitmaakt van een stichting waar meerdere daltonscholen onder vallen, pleit hij voor een aparte pool voor deze scholen. Bij mobiliteit zijn deze scholen zo verzekerd van een collega met daltonervaring.
In een enquête onder daltonscholen in de regio Midden-Nederland (n=16) wordt de gemiddelde mate van betrokkenheid van het schoolbestuur bij daltonontwikkeling gewaardeerd met 0,75 op een schaal van 0 – niet – tot 3 – in zeer grote mate. Ruim 70 procent van de geënquêteerden ondervindt geen ondersteuning van het schoolbestuur bij daltonprofilering op het gebied van vormgeving van het onderwijs, materiële voorzieningen en onderhouden van externe relaties. De meeste bestuurlijke betrokkenheid (44 procent van de scholen) doet zich voor bij ‘personeelsbeleid’, in de vorm van financiering van nascholing.
Uit de enquête komt naar voren dat scholen graag hun autonomie willen behouden en daarmee niet teveel inmenging van hun bestuur verlangen. In sommige reacties wordt gewezen op het gemis aan eigen beleidsruimte door richtlijnen die vanuit het bestuur worden opgelegd.
Er is vooral behoefte aan financiële ondersteuning, vaak ook bedoeld om aanpassingen aan het schoolgebouw te realiseren. Tegelijk geven meerdere respondenten aan het belangrijk te vinden dat het bestuur de daltonvisie van de school erkent en dit laat meewegen bij personele mobiliteit en als selectiecriterium bij vacatures. Ook zouden besturen de mogelijkheid tot daltonprofessionalisering (zoals certificering en deelname aan informatie- en scholingsbijeenkomsten) beter kunnen faciliteren, door bijvoorbeeld nascholingsbudgetten hiervoor ‘te bestemmen’ en te voorzien in vervanging.
Slechts een enkele school zou zijn bestuur meer willen betrekken bij de vormgeving van het daltononderwijs, door hen hierover te informeren en ontwikkelingen op dit gebied te monitoren.
In onze optiek is het wenselijk en haalbaar om het schoolbestuur actief in te schakelen bij de daltonontwikkeling van de school. Eerder is opgemerkt dat een schoolbestuur betrokken kan zijn bij ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van daltonbeleid, maar een dergelijke omschrijving biedt weinig aanknopingspunten om als school daadwerkelijk het gesprek over dalton aan te gaan. Om bestuurlijke betrokkenheid bij de daltonpraktijk concreet te maken, introduceren we hiervoor het begrip daltonprofilering.
Er is sprake van daltonprofilering als dalton de onderwijsvisie is van een schoolteam en deze visie wordt meegewogen bij de vormgeving van het onderwijs, het personeelsbeleid, materiële voorzieningen en externe relaties.
Bij de vormgeving van materiële voorzieningen kan men denken aan de aanschaf van specifiek meubilair (om bijvoorbeeld flexibele zelfwerk- of instructiehoeken te creëren) en de (her-)inrichting of nieuwbouw van de school. Vormgeving van externe relaties betreft bijvoorbeeld faciliteren van deelname aan daltonnetwerken en ook participatie (door bestuurders) in bijeenkomsten met ouders waarin dalton als onderwerp centraal staat.
Onderzoek toont aan dat leeropbrengsten en de kwaliteit van onderwijsprocessen toenemen, als scholen actief werken aan hun schoolcultuur en professionalisering van leraren en als de schoolleiding deze activiteiten gericht ondersteunt (De Haan, 2015). Daarbij gaat het vooral om het pedagogisch en didactisch handelen in de klas: wat de leraar doet, hoe hij dat doet en waarom hij dat doet (Van de Grift, Van der Wal & Torenbeek, 2011). Op grond van deze inzichten lijkt ondersteuning van het schoolbestuur het meest van belang bij de vormgeving van het onderwijs en het personeelsbeleid, omdat deze beleidsterreinen direct het creëren en waarborgen van een daltononderwijsomgeving betreffen.
Noot 1: Daltonstrategieën zijn interventies die de ontwikkelingsdoelen van daltononderwijs ondersteunen, waarbij leerlingen (I) samen oefenen, (II) elkaar helpen, (III) invloed hebben op de inhoud, het doel en/of het proces van onderwijsactiviteiten, (IV) keuzes kunnen maken en (V) verantwoordelijkheid krijgen.
Dit aspect raakt de kern van dalton: de manier waarop leerlingen leren, waarop wij als leraren onderwijzen en hoe we in een daltonschool met elkaar omgaan. Waarom vinden we het belangrijk om onderwijsactiviteiten te verrijken met daltonstrategieën1 en hoe doe je dat? Wat is de betekenis en waarde van een hele dag dalton en hoe geef je die vorm? Met welke vormen van planning en registratie kan je pedagogische en didactische aanpak worden bevorderd? Schoolbesturen bevelen soms leerlingvolgsystemen aan (of schrijven deze voor) die misschien niet meteen ‘des daltons’ zijn. Kun je je schoolbestuur overtuigen dat jouw keuzes op dat gebied óók verantwoord zijn en daarmee je daltonprofilering versterken?
Directie en teamleden vormen de belangrijkste dragers, bouwers en uitvoerders van de daltonvisie in de school. Dit vraagt van hen bereidheid om een positief-kritische houding ten opzichte van daltononderwijs te ontwikkelen, onderbouwd met kennis van – en inzicht in – de daltonpedagogiek. Het schoolbestuur kan dit faciliteren door ruimte te bieden aan specifieke vormen van nascholing, zoals daltoncertificatie van zittend personeel en verdergaande professionalisering op daltongebied. Bij vacatures kan het bestuur bewust selecteren op affiniteit met dalton. Om de beoogde daltononderwijsomgeving zoveel mogelijk te waarborgen, is het tevens van belang dat pabostagiaires hieraan vanuit daltonperspectief bijdragen en daar in de opleiding op worden voorbereid. Als onderwijspartner van de betrokken pabo kan het schoolbestuur de noodzaak van een dergelijke beroepsvoorbereiding benadrukken.
We pleiten ervoor dat een schoolbestuur zijn daltonschool dient te ondersteunen bij daltonprofilering. Daarbij zou het accent moeten liggen op onderwijsvormgeving en professionalisering. Het is aan de daltonschool om in gesprek met zijn bestuur na te gaan op welke punten deze ondersteuning plaatsvindt of zou kunnen vinden.
Dael, H. van, & Hooge, E. (2013). Sturen op onderwijskwaliteit. Werkkader voor schoolbesturen in het po. Utrecht, Nederland: PO-Raad.
Fullan, M.G. (Ed.) (2009). The Challenge of Change. Start School Improvement Now! Thousand Oaks CA: Corwin Sage.
Grift, W. van der, Wal, M. van der, & Torenbeek, M. (2011). Ontwikkeling in de pedagogisch didactische vaardigheid van leraren in het basisonderwijs. Pedagogische Studiën (88) 416-432.
Haan, D. de (2015). Schoolverbetering in het daltononderwijs. (Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen.
King, M. B., & Bouchard, K. (2011). The capacity to build organizational capacity in schools. Journal of Educational Administration. (49), 653-669.
Marzano, R.J., & Waters, T. (2012). Wat werkt: Bovenschools leiderschap. Opbrengstgericht besturen. Vlissingen, Nederland: Bazalt Educatieve Uitgaven.
Auteurs: Jeroen Jansen en Dick de Haan
Beeld: Martijn Bakker