De meeste daltonteams zijn zich ervan bewust dat keuzewerk een aanvaard onderdeel vormt van het Nederlandse daltononderwijs. Tegelijk vragen velen zich af wat een wenselijke manier is om keuzewerk zinvol in te zetten in het onderwijs. Daarbij wordt men vaak niet aangemoedigd door de beschikbaarheid van verouderd of verwaarloosd materiaal, onduidelijke afspraken over de organisatie van het aanbod, matig gemotiveerde leerlingen, gebrek aan richtlijnen vanuit de NDV en oprechte twijfels over de toegevoegde waarde en de mate van sturing door de leerkracht.
Met dit artikel worden enkele argumenten en praktische handreikingen gepresenteerd die kunnen bijdragen aan het formuleren van onderwijskundig beleid op het gebied van keuzewerk.
Zoals dat voor zoveel experimenten, vondsten en oplossingen in daltonscholen geldt, dient ook keuzewerk functioneel bij te dragen aan het daltonideaal, die ‘mens zonder vrees’, die in staat is zijn eigen keuzes te maken, hiervoor verantwoordelijkheid te dragen en daarbij tegelijk rekening houdt met zijn omgeving. We leren onze leerlingen deze vaardigheden door hen in allerlei soorten situaties te brengen, waarin dit geoefend kan worden. Uit onderzoek blijkt dat in daltonscholen dit vooral gebeurt door strategieën waarbij leerlingen samen oefenen, elkaar helpen, invloed hebben op de inhoud, het doel en/of het proces van onderwijsactiviteiten, keuzes kunnen maken en verantwoordelijkheid krijgen. Deze strategieën kunnen optimaal worden toegepast bij het keuzewerk.
Het is van belang dat teams eerst de waarde van keuzewerk benoemen en erkennen, om vervolgens te komen tot een gewenste vormgeving en organisatie. In scholen waarbij het keuzewerk niet sterk is ontwikkeld, of hapert, ontbreekt in veel gevallen een visie op het belang ervan.
De waarde van keuzewerk ligt besloten in twee functies: (I) de pedagogische functie: het ontwikkelen van zelfbewustzijn, verantwoordelijkheid en probleemoplossend vermogen; (II) de didactische functie: het in toenemende mate leren kiezen, planmatig te werken en hanteren van zelfregulerende vaardigheden, zoals evalueren en reflecteren.
Deze functies kunnen worden toegepast in allerlei onderwijssituaties. Een belangrijk verschil is echter dat dit vrijwel altijd situaties zijn die door de school, dan wel de leerkracht worden bepaald of gecreëerd, terwijl de essentie van keuzewerk is, dat de leerling zélf bepaalt wat er moet gebeuren. Dit is een krachtig element in de persoonsontwikkeling en daarom heet het keuzewerk: de leerling kiest!
Maar, dat kiezen vindt geleidelijk plaats. De taak van de leerkracht is om die geleidelijkheid te waarborgen door leerlingen op individueel niveau te stimuleren, ermee in gesprek te gaan, aan te moedigen zijn ´comfortzone´ te verlaten en zijn zone van naaste ontwikkeling te verkennen.
Een eenvoudige structuur die daarbij behulpzaam kan zijn, is bij de begeleiding van keuzeactiviteiten uit te gaan van een leerlijn gebaseerd op drie A´s:
A – activiteit
In eerste instantie leert de leerling een activiteit kiezen. Het doel is dat hij ervaart dat hij die keuze mág maken, dat niet de volwassene voor hem bepaalt wat goed of niet goed is.
A – aanpak
Naarmate de leerling bewuster zijn activiteiten en doelen kiest, wordt hij gestimuleerd na te denken over de manier waarop hij dat doel wil bereiken. Wat wil je doen en hoe wil je dat doen?
A – afronding
Tot slot kan als derde laag geleerd worden te kiezen hoe een activiteit wordt afgerond. Wanneer en hoe laat je zien wat je hebt bereikt? Wie mogen daar iets van vinden? Welke eisen stel je aan het resultaat?
In de drie A´s kunnen achtereenvolgens herkend worden: het eigen leerdoel stellen, planmatig hieraan werken en reflecteren op de behaalde uitkomsten.
Na verloop van tijd, indien nodig en afhankelijk van kenmerken van de leerling, stimuleert de leerkracht de leerling nieuwe keuzes te maken en uiteindelijk deze keuzes bewust te maken, een doel eraan te koppelen, zich verantwoordelijk te voelen voor die keuzes. In het tijdsbestek van groep 1 naar groep 8 kunnen teams de ontwikkeling van de drie A´s na elkaar – en op den duur gemengd inzetten, met voor elk leerjaar specifiek geformuleerde accenten die per leerling flexibel worden toegepast.
Dat keuzewerk op een daltonschool een onderdeel is van het lesaanbod is vanzelfsprekend. Kinderen die keuzewerk doen als zij ‘klaar’ zijn met hun werk, zie je niet op een school waar daltononderwijs aangeboden wordt.
Op de Driesprong in Elst staat keuzewerk wekelijks op de taak. Onze leerlingen gaan dan met hun maatje aan de slag met materiaal dat voorhanden is, of werken een eigen idee uit en organiseren of presenteren dat aan de rest van de groep. Een sponsorloop voor Unicef, het samen maken van een werkstuk dat daarna gepresenteerd wordt, of een feestavond organiseren voor de groep zijn daar voorbeelden van.
Bij wijze van proef werd de mogelijkheid geboden keuzewerk met collega-leerlingen op te pakken die in een andere groep zaten. Concreter: leerlingen van groep 5-6 en leerlingen van groep 7-8 werden uitgenodigd op hetzelfde moment (een vrijdagmiddag) keuzewerk op te pakken. Het werd hierdoor mogelijk dat het keuzewerk met anderen, niet zijnde klasgenoten, opgepakt werd. Voor sommigen fantastisch omdat je daardoor met andere onderwerpen bezig kon zijn, welke in jouw groep op dat moment nog niet aangeboden werden. Ook het spelen van spelletjes is een optie. Hierdoor wordt de saamhorigheid tussen de groepen vergroot.
Onze leerlingen zijn erg gemotiveerd geweest en er werd dan ook op een prettige manier zeer zinvol gewerkt. Beide lokalen en de ruimte die daarnaast ingezet konden worden, werden gebruikt. De kinderen waren druk in de weer, in een ontspannen sfeer. Een sfeer waarin leren niet centraal stond, maar onbewust geactiveerd werd.
De kernwaarden samenwerken, vrijheid en reflecteren krijgen bij deze activiteit zeker aandacht. Door hier een vast onderdeel en een vaste werkwijze aan te koppelen, is borging van het groepsoverstijgend werken gewaarborgd.
Auteur: Dick de Haan
Beeld: Hans Bierman