Leerlingen oefenen in het verwoorden van hun gedachten.
Het is opmerkelijk dat in het daltononderwijs nauwelijks aandacht wordt besteed aan filosoferen met kinderen. Vanuit ander vernieuwingsonderwijs is al langer bekend dat er scholen zijn die filosoferen als activiteit in hun programma hebben opgenomen (Bartels, 2007), maar zowel in de literatuur als in de praktijk van het daltononderwijs heb ik vrijwel geen aanwijzingen gevonden, die het belang van filosofie benoemen, of die de toepassing ervan aanmoedigen1. Met dit artikel hoop ik daarin verandering te kunnen brengen. Daarbij voel ik me aangemoedigd door de eerste opbrengsten uit de workshop ´Filosoferen om te reflecteren´ die tijdens de recente daltonconferentie werd aangeboden en daarnaast – niet in de laatste plaats – door de bijdragen van Martijn Pieterse, Nathalie Beekman en Mirjam Pepplinkhuizen.
Of we dat willen of niet, ook met dalton drijven we mee in de maalstroom van moderne onderwijstrends. Zo maant het idee van de 21e eeuwse vaardigheden ons tot onderwijs waarmee kinderen worden aangezet tot ´kritisch denken´ en de vaardigheid tot zelfreflectie, bewustwording van je eigen motieven en kritisch naar jezelf te kunnen kijken (Berends & Wolthuis, 2014). Daarmee lijken nadenken en opvattingen zorgvuldig beargumenteren opeens nieuwe, belangwekkende onderwijsdoelen, maar niets is minder waar.
Al vanaf eind jaren ´60 bestaat er aandacht voor het filosoferen met kinderen in het onderwijs. De Amerikaan Matthew Lipman ontwikkelde als initiator een methode om kinderen in gesprek met elkaar aan het denken te zetten. Daarbij sloot hij in zekere zin aan op de opvattingen van de pedagoog John Dewey, die jaren eerder al stelde dat “leren niets anders [is] dan leren denken” (Dewey, in Bartels, 2007). Naar eigen zeggen heeft Helen Parkhurst zich door onder andere diezelfde Dewey laten inspireren (Van der Ploeg, 2010) bij het ontwikkelen van haar eigen denkbeelden over onderwijs. Het is niet ondenkbaar, dat dit haar later in haar carrière ook stimuleerde om met kinderen gesprekken te voeren over opvoedkundige en maatschappelijke vragen (Parkhurst, 1965), wat je in zekere zin kinderfilosofie ´avant la lettre´ zou kunnen noemen.
Nadat omstreeks 1990 het filosoferen met kinderen in Nederland werd geïntroduceerd, initieerde de Universiteit van Amsterdam het Centrum voor Kinderfilosofie, kwam er lesmateriaal beschikbaar en verschenen diverse publicaties. Uit onderzoek blijkt dat inmiddels op de meeste lerarenopleidingen (po en vo) kinderfilosofie deel uitmaakt van het curriculum (Suissa, 2001) en scholieren in het voortgezet onderwijs kunnen filosofie als eindexamenvak kiezen.
Kortom: kinderfilosofie is geen gril van de laatste tijd, maar het bestaat al veel langer en ook in Nederland. Waarom we er binnen dalton nog niets mee hebben gedaan, is vooralsnog een raadsel – dát we er iets mee kunnen, zal ik toelichten.
Het belang van kinderfilosofie voor het daltononderwijs werd mij duidelijk na het zien van enkele youtubefilmpjes2 waarin zesjarigen een filosofisch gesprek voerden en verrassend goed hun gedachten onder woorden brachten, en door de uitspraak van Weijers, dat kinderen met plezier en betrokkenheid kritisch kunnen nadenken over de ideeën van anderen en die van zichzelf (Weijers, 2015). Weijers stelt dat kinderen moeten oefenen in nadenken om beter te leren denken. Door naar elkaar te luisteren, leren kinderen hun ideeën beter en beknopter te formuleren, betere argumenten te geven en creatiever te denken. Juist door dit samen te doen, draagt dat bij aan wederzijdse acceptatie. Door beweringen te doen die gebaseerd zijn op argumenten in plaats van meningen, krijgen gesprekken diepgang en kan het inzicht ontstaan dat anderen anders kunnen en mogen denken dan jijzelf.
Deze prachtige opbrengsten alleen al zijn de moeite waard om met kinderen te filosoferen. In het daltononderwijs sluit dat goed aan op het streven tot socialisatie (omgaan met elkaar en je omgeving; burgerschapsvorming) en persoonsvorming (wie ben je, waarom doe je zoals je doet). In haar pleidooi om scholen meer te betrekken bij burgerschapsvorming, noemt Nussbaum onder andere twee taken die we herkennen vanuit ons daltonperspectief: het bevorderen van persoonlijk verantwoordelijkheidsgevoel door ieder kind te behandelen als een wezen dat verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen; en het krachtig bevorderen van kritisch denken en van de moed en vaardigheid die vereist zijn om een afwijkende mening te laten horen (Nussbaum, 2011). Kritisch kunnen denken is nodig om die “moed” aan de dag te leggen. Nussbaum verwijst op haar beurt naar de wijsgeer Socrates om het belang te benadrukken dat jonge mensen leren zelfstandig te denken en te argumenteren, in plaats van zich te schikken naar traditie en autoriteit.
Vanuit algemeen pedagogisch standpunt (maar bovendien zoals blijkt aansluitend op de daltonpedagogiek) zou het bovenstaande al genoeg reden moeten zijn om ook in het daltononderwijs ruimte te maken voor filosoferen. Waar ik in het bijzonder op wil ingaan is de verwachting dat in het bijzonder de vaardigheid van leerlingen3 om te reflecteren door middel van filosofieactiviteiten enorm vergroot zou kunnen worden.
Inmiddels zijn we in onze daltonscholen er wel van doordrongen dat reflecteren een krachtig middel is om vele aspecten van de ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Een klein hobbeltje is bij velen nog hoe en wanneer we dit vaker in ons programma kunnen opnemen. Daarnaast ervaren collega´s en leerlingen hoe moeilijk het is om goede reflectiegesprekken te voeren: welke vragen zijn adequaat, welke feedback geef je, en ook: ben je als reflecterende wel in staat om je gedachten onder de woorden te brengen (heb je die woorden tot je beschikking) en om kritisch genoeg naar jezelf te kijken? Door met elkaar te filosoferen en daarmee te oefenen in het beargumenteerd onder woorden brengen van je gedachten en tegelijk te leren luisteren naar de inhoud en betekenis van wat anderen te berde brengen, zullen leerlingen en leraren tegelijkertijd hun vaardigheid om te reflecteren verbeteren en in staat zijn op een dieper niveau zich te uiten.
Martijn Pieterse (Martijn Pieterse is filosofieleraar op het Stedelijk Dalton Lyceum in Dordrecht.)
Leerlingen die het vak filosofie kiezen vraag ik of ze wel eens in de spiegel gekeken hebben. Het lijkt een overbodige vraag. Iedereen kijkt toch wel eens in de spiegel! Maar wie of wat zie je dan, als je in die spiegel kijkt? Mezelf uiteraard! Is dat zo, vraag ik ze dan, zie je jezelf als je in de spiegel lijkt? Waar zie je dat ‘zelf’ dan?
Deze denkoefening noem ik het spiegelexperiment. Dit experiment illustreert de kern van filosofie in het daltononderwijs, namelijk de leerlingen een spiegel voorhouden en ze de vraag voorschotelen: wie ben ik? Met deze vraag begint de ontdekkingsreis naar het zelf, dat de bron wordt voor het socratisch gesprek volgend het spiegelexperiment. In de filosofische ontdekkingsreis van het socratisch gesprek krijgen de kernwaarden van daltononderwijs zin en betekenis. Zonder reflectie kom je op deze ontdekkingsreis nergens en je hebt er anderen bij nodig, want zelfstandig denken doe je niet in je eentje.
Socrates definieerde denken als het voeren van een dialoog. In de socratische dialoog leert een leerling pas wat vrijheid en verantwoordelijkheid betekenen. Vrijheid is immers niet onbelemmerd doen wat je wilt, maar ruimte creëren waarin je luistert naar je zelf en de ander, een ruimte waarin de ander jou ook om verantwoording mag vragen.
Wie ben ik? Die vraag is een uitnodiging voor een socratisch gesprek. En waar kan dit gesprek beter plaatsvinden dan bij een filosofieles in het daltononderwijs?
Nathalie Beekman (Nathalie Beekman is kunstenaar en onderzoeker. Als onderdeel van haar promotieonderzoek ontwikkelt zij samen met Mirjam Pepplinkhuizen (leerkracht en cultuurcoördinator) , filosofiejuf Fabien van der Ham en animatiefilmmaker Pieter van Dijken een kunst & filosofielab op daltonschool Bisschop Bekkers in Groningen. )
Filosoferen met kinderen is samen nadenken zonder dat je leert wat grote filosofen allemaal gedacht hebben. Kinderfilosofie is gericht op het leren verwoorden van je eigen wereldbeeld, hoe het komt dat je denkt zoals je denkt. Dit gebeurt in dialoog. Het betekent zowel het analyseren van je eigen gedachten, hoe ze verschillen van anderen, als ook het nadenken over speculatieve vragen (Centrum Kinderfilosofie Nederland, z.j.).
De activiteit van het filosoferen wordt opgevat als een vorm van meta-denken; een ‘denken over denken’. In het kunst & filosofielab Sparklab, voor kinderen in de bovenbouw van de basisschool, worden kunst en kinderfilosofie ingezet in een cyclus van filosofische reflectie en creatief handelen, waarbij het ervaren en beschouwen elkaar in een dynamisch verband afwisselen.
Dankzij de combinatie van kunst en kinderfilosofie kunnen kinderen, die verbaal dan wel meer visueel zijn ingesteld, op een verbeeldingsrijke en reflectieve manier met elkaar in gesprek gaan. Reflectie en creativiteit vullen elkaar aan.
Door de kinderen geconcentreerd naar kunst te laten kijken dan wel te laten maken en hier op te reflecteren volgens de methode van het filosofische gesprek, kunnen ze bewuster met kunst bezig gaan (Williams, 2003). Andersom kan het kijken naar of het maken van kunst een inspirerende aanleiding zijn voor een filosofische reflectie.
Deze vorm van reflecteren is bijzonder van aard, omdat er zowel bij het stellen van een filosofische vraag als bij het beschouwen en maken van kunst geen eindantwoord is. Bij beide activiteiten staat de eigen ervaring centraal maar er is geen gerichtheid op een directe leer-of werkpraktijk, het gaat hier om een open, meer abstracte vraagstelling.
1 Een uitzondering is Dick van Hennik, oud-daltonvoorzitter, reeds jaren pleitbezorger voor het socratisch gesprek als werkvorm in daltonbijeenkomsten.
2 Zoek op youtube naar ´Socrates for Six Olds´
3 …maar uiteraard ook van hun leraren!
Meer informatie over de gebruikte bronnen bij dit artikel is verkrijgbaar bij de auteur (dick.dehaan@hu.nl).
Auteur: Dick de Haan
Beeld: Daltonvisie