Promotieonderzoek naar het verband tussen daltononderwijs, schoolverbetering en onderwijskwaliteit.
Schoolverbetering in het daltononderwijs komt voort uit de behoefte van mensen in scholen om hun onderwijs te verbeteren. Dit onderzoek toont aan dat de vraag om instructielessen en groepsgerichte onderwijsactiviteiten te versterken of uit te breiden met kenmerken van daltononderwijs, voor schoolleiders en teams de aanleiding vormt om verantwoordelijkheden en visie te delen, het functioneren van leerkrachten te verbeteren en begeleiden en het schoolbestuur nadrukkelijker bij deze ontwikkelingen te betrekken. Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat intensivering van deze activiteiten positief bijdraagt aan leeropbrengsten en onderwijskwaliteit.
Het is een langgekoesterd streven van de Nederlandse Dalton Vereniging (NDV) om daltononderwijs op academische wijze te doorgronden. Inmiddels groeit het aantal publicaties waarin daltononderwijs op meer wetenschappelijke wijze wordt beschouwd, maar nog niet eerder is op basis van empirisch onderzoek statistisch nagegaan of daltononderwijs een effectieve factor vormt bij het behalen van onderwijsresultaten. Met mijn promotieonderzoek kon ik deze leemte opvullen en daarnaast voortbouwen op mijn ervaringen en inzichten die ik als leerkracht en opleider in het daltononderwijs had verzameld.
Door de vruchtbare samenwerking met daltoncoördinatoren gedurende de afgelopen jaren ging ik me afvragen of zo´n coördinator en misschien ook andere factoren daadwerkelijk bijdragen aan de ontwikkeling van daltononderwijs in een school. Het aanbod om te promoveren bood me de kans om deze kwestie verder te onderzoeken en een bijdrage te leveren aan kennis over daltononderwijs.
In dit artikel beschrijf ik de voornaamste aspecten van mijn onderzoek. Het inzicht dat de behoefte aan daltononderwijs leidt tot onderwijsverbetering, lijkt mij voor het daltonwerkveld de meest belangwekkende en bemoedigende opbrengst. Het toont tegelijk de reikwijdte van de door Parkhurst zo benadrukte functie van daltononderwijs als ´influence´. Vanuit breder, wetenschappelijk perspectief heeft dit onderzoek aanvullende evidentie opgeleverd voor factoren die van belang zijn bij schoolverbetering.
Mijn persoonlijke interesse vormde weliswaar een drijfveer, maar zou nooit een reden kunnen zijn voor een dergelijk diepgaand onderzoek. Het waren twee opmerkelijke feiten over daltonscholen uit de maatschappelijke context, die uiteindelijk de aanleiding vormden voor deze studie: ten eerste bleken daltonscholen volgens de Inspectie van het Onderwijs gedurende het eerste decennium van de 21ste eeuw jaarlijks voldoende onderwijskwaliteit en leeropbrengsten te vertonen; daarnaast groeide het aantal door de NDV erkende daltonscholen in diezelfde periode met bijna 70%.
Deze gunstige aspecten wekken de indruk dat daltononderwijs als vorm van schoolverbetering veelal succesvol wordt geïmplementeerd en ook leidt tot positieve opbrengsten. Nog niet eerder is wetenschappelijk aangetoond of de wijze waarop deze onderwijsvorm door scholen wordt geïmplementeerd en onderhouden inderdaad bijdraagt aan dit succes en ook is allerminst duidelijk of daltononderwijs de succesfactor is die de kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsopbrengsten van de school beïnvloedt. Deze aandachtspunten heb ik nader verkend aan de hand van de volgende onderzoeksvragen:
1. Welke schoolverbeteringsactiviteiten leiden tot een hoger niveau van daltononderwijs?
2. Leidt een hoger niveau van daltononderwijs tot een positiever oordeel van de onderwijsinspectie over onderwijsopbrengsten en onderwijsleerprocessen?
a. schoolverbetering = daltonontwikkeling
De theoretische basis voor dit onderzoek is gelegd met behulp van theorie en onderzoeksliteratuur uit de School Improvement Research. Recente inzichten doen vermoeden dat schoolverbetering succesvol verloopt, indien rekening wordt gehouden met negen uitgangspunten; te weten: aansluiten op de actuele situatie van de school, systematische benadering van het veranderingsproces, gerichtheid op verbeteren van onderwijs- en leerprocessen, gerichtheid op verbeteren van onderwijsondersteunende factoren, doelen expliciteren op leerling-, leerkracht- en schoolniveau, hanteren van een multi-niveaubenadering, gebruik van geïntegreerde implementatiestrategieën, inzetten van externe ondersteuning en toepassen van wetenschappelijke inzichten.
Tegelijk zijn uit analyse van daltonliteratuur aandachtspunten naar voren gekomen, die door een deskundigenpanel belangrijk worden gevonden bij het invoeren en borgen van daltononderwijs.
Daarom is nagegaan in hoeverre daltonontwikkeling en schoolverbetering hetzelfde zijn, ondergeschikt zijn aan elkaar, of van elkaar verschillen. Uit deze vergelijking is gebleken dat kenmerken van daltonontwikkeling opgevat kunnen worden als elementen van de negen uitgangspunten in het theoretisch kader. Dat betekent dat bij het invoeren en borgen van daltononderwijs vergelijkbare activiteiten worden toegepast als bij andere vormen van schoolverbetering. Bij de constructie van het instrument om schoolverbetering te onderzoeken is uitgegaan van de negen uitgangspunten in het theoretisch kader. Een overzicht van de hierbij geraadpleegde literatuur kan desgewenst bij mij worden opgevraagd.
b. daltononderwijs
Daarnaast heb ik op basis van analyse van daltonliteratuur een instrument ontwikkeld, dat de mate van daltononderwijs bepaalt aan de hand van gegevens over de aanwezigheid van daltonelementen tijdens instructielessen en groepsgerichte onderwijsactiviteiten. Hierbij is gebruik gemaakt van 17 publicaties en websites over daltononderwijs die tot en met 2008 zijn verschenen. De consequentie hiervan is dat in dit onderzoek wordt uitgegaan van slechts drie daltonprincipes: vrijheid, samenwerken en zelfstandigheid. Vanaf 2012 hanteert de NDV zes kernwaarden om het daltononderwijs te kunnen duiden: vrijheid, samenwerking, zelfstandigheid, reflectie, effectiviteit en borging. Deze visiewijziging kon niet meer in de opzet van dit onderzoek worden betrokken. De kernwaarden vrijheid, samenwerking en zelfstandigheid richten zich vanuit pedagogisch perspectief op de ontwikkeling van kinderen en komen overeen met de drie hierna nader uitgewerkte daltonprincipes. De kernwaarden reflectie en effectiviteit, ook wel met doelmatigheid aangeduid, vormen didactische condities, die met name in het handelen van de leraar besloten liggen. Binnen dit onderzoek wordt reflectie benaderd als onderwijsactiviteit en effectiviteit als element van schoolverbetering. De kernwaarde borging wordt door de NDV voornamelijk op schoolorganisatorisch niveau gehanteerd. Kenmerken van borging zijn in deze studie onderzocht vanuit het schoolverbeteringsperspectief.
De daltonpedagogiek is gebaseerd op de verwachting dat kinderen verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hun eigen ontwikkeling. In het daltononderwijs worden leerlingen gestimuleerd zelfstandig en ook met elkaar leerproblemen op te lossen, waarbij zij gebruik kunnen maken van enige keuzevrijheid. Tegelijk vormt deze onderwijsbenadering voor de leerkracht een stimulans om leerlingen meer individueel te begeleiden en te reflecteren op de effecten ervan. Daarmee lijkt daltononderwijs eerder een aanmoediging om nieuwe vormen van onderwijzen en leren te benutten, dan een vooropgezet plan dat succesvolle opbrengsten garandeert.
Kenmerkend voor daltononderwijs is de flexibiliteit in het toepassen ervan, maar tegelijk speelt de NDV (waarbij alle erkende daltonscholen zijn aangesloten) een invloedrijke rol door het bieden van richtlijnen voor en de toetsing van de realisatie van daltononderwijs.
Hoewel vele auteurs een min of meer vergelijkbare benadering van daltononderwijs hanteren, is geen algemeen aanvaarde omschrijving aangetroffen. Voor een eenduidige interpretatie van het begrip binnen dit onderzoek heb ik een definitie van daltononderwijs geformuleerd, die tevens als referentie zal dienen bij deze studie. Daarbij wordt daltononderwijs omschreven als een onderwijsomgeving waarin leerlingen en leraren, op basis van de overtuiging dat ieder mens in staat is tot het dragen van verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor zijn omgeving, hun vermogen leren vergroten op het gebied van zelfstandig functioneren, samenwerken en handelen vanuit het vrijheidsbeginsel.
Uit de bestudeerde literatuur blijkt dat de implementatie van de daltonpedagogiek en -werkwijze in scholen in het verleden soms met daltoniseren en tegenwoordig vaker met daltonontwikkeling wordt aangeduid. In het kader van deze studie is de term daltonontwikkeling worden gehanteerd. Daltonontwikkeling kan worden begrepen als het veranderingsproces gericht op het bereiken van een ontwikkelingsstadium van een school, dat gekenmerkt wordt door aspecten van het daltononderwijs.
Het empirisch onderzoek is onder de naam Landelijke Dalton Peiling uitgevoerd tussen februari 2010 en februari 2011. Van de toenmalige 341 NDV-leden voor primair onderwijs hebben 100 scholen deelgenomen aan het onderzoek. Vragen over de situatie op het gebied van schoolverbetering werden door de schoolleiding beantwoord via een enquête. Gerealiseerd daltononderwijs werd vastgesteld met behulp van leerkrachtenquêtes, interviews en observaties in een onderbouw-, middenbouw- en bovengroep van iedere school.
De scholen in de steekproef vormen een redelijke afspiegeling van de totale ledenpopulatie. De verdeling van alle scholen over de daltonregio´s is procentueel vrijwel gelijk aan de scholenaantallen per regio in het onderzoek. Dit geldt tevens voor de verdeling naar signatuur, waaruit overigens blijkt dat 60% van de daltonscholen tot het openbaar onderwijs behoort en de overige 40% verdeeld is over RK, PC, Interconfessioneel en Bijzonder Neutraal. Het percentage scholen met een daltonlicentie in de steekproef ligt iets hoger ten opzichte van de ledenpopulatie (84% ten opzichte van 77%). Ook bij de verdeling naar schoolgrootte en naar ligging in een grote of kleinere gemeente lopen de percentages van de populatie en de scholen in de steekproef nauwelijks uiteen.
Op basis van data over de mate waarin daltononderwijs is gerealiseerd en de mate waarin schoolverbeteringsactiviteiten worden toegepast, is statistisch nagegaan in hoeverre deze twee variabelen met elkaar samenhangen. Eerst is onderzocht of er voldoende correlatie bestond tussen tussen de schalen voor daltononderwijs en schoolverbetering. Een schaal is een bundeling vragen die samen hetzelfde aspect (variabele) onderzoeken en waarvan je de antwoorden bij elkaar mag tellen. Schoolverbetering is met 18 schalen gemeten en daltononderwijs is aan de hand van 3 schalen bepaald. De hoeveelheid correlatie tussen deze schalen vormt een aanwijzing dat als er iets wijzigt in de hoeveelheid dalton in een school, er tegelijk ook iets wijzigt in de hoeveelheid activiteiten voor daltonontwikkeling (schoolverbetering).
Vervolgens heb ik met de correlerende variabelen een model samengesteld, om te onderzoeken of en hoe zij elkaar beïnvloeden. Daarbij zijn twee extra variabelen toegevoegd op basis van door de Onderwijsinspectie beschikbaar gestelde data over de leeropbrengsten en onderwijskwaliteit van de scholen in de steekproef. Door het model te toetsen kon aan de parameters (toetsingswaarden) worden afgelezen of dit model ook zou kloppen als je de gegevens van alle daltonscholen zou gebruiken. Daaruit kwam naar voren dat er een redelijke kans bestaat dat het model overeenkomt met de werkelijkheid. Dit betekent dat de gemeten bijdrage van de factoren in het model gegeneraliseerd mag worden naar daltonscholen in het algemeen. Ofwel: wat het model laat zien, geldt min of meer voor alle daltonscholen.
Het model toont drie factoren in een causale reeks: daltononderwijs, schoolverbetering en onderwijskwaliteit. Daltononderwijs wordt bepaald door de variabelen Instructie en Groepsactiviteit. Schoolverbetering is gebaseerd op de variabelen Steun schoolleiding, Directiebetrokkenheid, Schoolcultuur, Leerkrachtvaardigheden en Bestuursbetrokkenheid. Onderwijskwaliteit betreft de variabelen Eindresultaten en Proceskwaliteit.
Uit het model blijkt dat er een negatief verband bestaat tussen daltononderwijs en schoolverbetering en een positief verband tussen schoolverbetering en onderwijskwaliteit. Dit wijst erop dat de beperkte toestand van het daltononderwijs in een school voor scholen aanleiding vormt om actief aan schoolverbetering te gaan werken. Specifiek gaat het hier om de waarneming – door scholen die zich tot daltonschool willen ontwikkelen en door scholen die reeds enige tijd daltononderwijs bieden -, dat bij instructies en andere lesactiviteiten leerlingen te weinig worden gestimuleerd om elkaar te helpen, samen te werken en meer eigen inbreng te hebben in het onderwerp en de aanpak van de les. Deze waarneming vormt het signaal voor schoolleiders en teams om actief aandacht te besteden aan begeleiding, ondersteuning en scholing van leerkrachten – waarbij een belangrijke rol van de schoolleider is weggelegd -, het delen van verantwoordelijkheid en visie en het bevorderen van betrokkenheid van en dialoog met het schoolbestuur betreffende het (dalton-) schoolverbeteringsproces. Deze toename aan verbeteringsactiviteiten leidt tot hogere leeropbrengsten en verhoogde kwaliteitskenmerken van de school. Hieruit kan worden afgeleid, dat het werken aan verbetering van daltononderwijs positief van invloed is op de kwaliteit van het onderwijs in de school.
Samengevat luidt het antwoord op de eerste onderzoeksvraag welke schoolverbeteringsactiviteiten leiden tot een hoger niveau van daltononderwijs, dat het niveau van daltononderwijs in een school niet zozeer het gevolg, maar eerder de aanleiding is om een schoolverbeteringsproces te initiëren.
De eindconclusie van deze studie is dat daltononderwijs in de keten van schoolverbetering vooral een signaalfunctie vervult. Het effect van daltononderwijs is dat het aanzet tot schoolverbetering met verhoogde onderwijskwaliteit tot gevolg.
Belangrijke notitie daarbij is vooral bescheidenheid te betrachten bij de resultaten: inderdaad is er causaal verband aangetoond tussen daltononderwijs, schoolverbetering en onderwijskwaliteit, maar het effect is niet groot en laat ruimte voor andere invloeden.
Daarnaast is in dit onderzoek evidentie aangetroffen voor drie van de negen uitgangspunten in het theoretisch kader, namelijk gerichtheid op verbeteren van onderwijs- en leerprocessen, gerichtheid op verbeteren van onderwijsondersteunende factoren en het belang van een multi-niveaubenadering.
Tot slot komt naar voren dat voor het onderzoek van de daltonsituatie op een school meer verfijnde meetinstrumenten nodig zijn, waarbij ook de meerwaarde van daltononderwijs betrokken dient te worden.
Auteur en Beeld: Dick de Haan promoveert dit najaar op zijn onderzoek naar het verband tussen daltononderwijs, schoolverbetering en onderwijskwaliteit. Zijn proefschrift verschijnt onder de titel “Schoolverbetering in het daltononderwijs”. Voor meer informatie: dick.dehaan@hu.nl.