De kracht van reflecteren op spelactiviteiten in groep 3.
Op pcds De Hommel zijn we sinds 2012 trots op onze daltonidentiteit. Helen Parkhurst stimuleert ons anno 2015 nog altijd met haar reflectieve grondhouding, die ervoor zorgt dat wij kritisch blijven op ons daltononderwijs. Samen met de collega’s van de groepen 3 hebben we ons kritische oog laten vallen op het spel in groep 3. Het kind in groep 3 bevindt zich tussen informeel en formeel leren. Door het inzetten van reflectieve leerlingvaardigheden bij spelactiviteiten, willen wij het groep 3-kind in zijn zone van naaste ontwikkeling laten leren. Dat spel een belangrijke plek in ons onderwijs in groep 3 inneemt is direct zichtbaar in onder andere de klasseninrichting, het aanbod van de keuzeactiviteiten tijdens het zelfstandig werken en het aanbod in de kasten. Daarnaast is het terug te zien in onze visie op onderwijs, ons zorgplan en onze voorbereidingen.
Binnen onze gedeelde visie op het onderwijs in de groepen 3 neemt spel een belangrijke plaats in. Wij zijn op zoek naar een balans tussen het leer- en spelaanbod. We creëren een rijke speelleeromgeving voor doelbewuste spelactiviteiten. Zowel de cognitieve als de pedagogische doelen krijgen een plek in de spelactiviteit. We streven naar spelbegeleiding op niveau. Hiervoor maken we gebruik van ons werkplan spel, waarmee we in kaart brengen waar de kinderen zich in hun spelontwikkeling bevinden. Dit werkplan is onderdeel van ons didactisch werkplan waarin elk kind onderwijs op maat krijgt. De kinderen worden per vakgebied verdeeld over vijf niveaus. De niveaus van de leergebieden en ontwikkelfase van het spel worden gekoppeld in een rijke speel- / leeromgeving. Naast de behoefte om het spel op niveau te begeleiden willen we ook de daltonpijler reflecteren een plek geven in ons onderwijsaanbod. Voor de opleiding MLI koppel ik de behoeftes van het groep 3-kind op meerdere niveaus met de ontwikkelingen die we als daltonschool door willen maken. Dit vormt de start van mijn onderzoek.
Het kind van groep 3 hoort bij ‘het jonge kind’ (Janssen-Vos, 2007), dat zich ontwikkelt door middel van spel. Spelen is meer dan spel alleen, spelen is leren. Deze kinderen behalen de doelen experimenterend en ontdekkend door spelactiviteiten. Hierdoor wordt de sociaal-culturele context (= de grote mensen wereld) gevormd, waardoor de wereld om hen heen steeds meer van hen wordt (Van der Veen, 2011). Deze context helpt de kinderen om te kunnen imiteren uit de wereld om hen heen (Van Oers & Duijkers, 2013). Het jonge kind heeft het spel nodig om zich eigenaar te maken van zijn eigen leerproces. Om zichzelf aan te kunnen sturen, hebben de kinderen vaardigheden binnen de executieve functies nodig om tot een spelactiviteit te komen (Van der Bolt, 2014). Uit eerder onderzoek is gebleken dat reflectieve leerkracht- en leerlingvaardigheden de spelactiviteiten positief beïnvloeden (Van Oers-De Bruijn, 2013). Deze reflectieve leerkracht- en leerlingvaardigheden worden in dit onderzoek gegroepeerd in:
• Middelen: reflectiegesprek, tips en tops bedenken.
• Inhoudelijk: bewust en onbewust reflecteren, praten over de spelactiviteit, sociaal-culturele context, de leerstof van het leerjaar gebruiken.
• Doelen: pedagogische, cognitieve, procesmatige en persoonlijke doelen.
• Executieve functies: werkgeheugen, impulscontrole, problemen oplossen, cognitieve flexibiliteit, plannen en emotieregulatie (Van der Bolt, 2014).
Reflecteren kent drie fasen: voor (= preflectie), tijdens en na de spelactiviteit (Berends & Sins, 2014). Door inzet van het reflecteren bij de spelactiviteit in de verschillenden fasen, wordt het geleerde ook bruikbaar in andere situaties. Dat wat in de spelactiviteit wordt aangeboden, komt terug bij de verwerking van de leerstof in de vakken taal, lezen, spelling en rekenen. Andersom werkt het ook. Dat wat er geleerd is tijdens deze didactische vakken wordt toegepast bij de spelactiviteit. De opgedane ervaringen worden op deze wijze flexibele werk- en leerervaringen.
Door middel van observaties en gesprekken voor, tijdens en na de spelactiviteit onderzoeken we de reflectieve leerlingvaardigheden bij spelactiviteiten in groep 3. Uit dit praktijkonderzoek blijkt, dat de doelen bij het reflecteren na de spelactiviteit de meeste aandacht krijgen. En dat terwijl vooraf geen doelen zijn gesteld. Berends en Wolthuis (2014) leren ons dat er zonder doelen niet zinvol gereflecteerd wordt.Bij de observaties zien we dat de kinderen met elkaar praten over wat ze moeten en willen doen en over de rolverdeling. De vaardigheden van de executieve functies en de wereld om hen heen krijgen hier ook onbewust een plaats binnen het reflecteren. Een mooie uitspraak van een kind tijdens het spel was: “Ik had eigenlijk verwacht dat het makkelijker zou zijn om te verkopen, maar hij had zoveel dat het moeilijk was en dat het best druk was. Maar gelukkig waren er twee kassa’s. Dat was best makkelijk”.Mijn reflectieve leerkrachtvaardigheden worden door middel van een enquête en observaties door collega’s in beeld gebracht. Er worden reflectieve vaardigheden waargenomen bij de middelen (vooral het reflectiegesprek en het geven van tips) die ingezet worden, en door de reflectiemomenten (voor, tijdens en na). De vaardigheden bij de executieve functies krijgen minder aandacht. Dit is te verklaren omdat bij de observaties duidelijk werd dat de kinderen dit al zelf toepassen. Voorafgaand aan de spelactiviteit heeft een gesprek tussen leerkracht en leerlingen plaatsgevonden. Het was duidelijk dat dit voor beide partijen geen dagelijkse bezigheid is. Is hier dan opbrengst uit te halen? Wat zijn de opbrengsten van de reflectieve leerlingvaardigheden tijdens en na de spelactiviteit als we gericht aandacht besteden aan de preflectie? We gaan op zoek…
In beide groepen 3 zetten we preflectie in als start van het nieuwe thema ‘het winkelcentrum’. We kiezen voor een themadag, waar de onderdelen van preflectie volgens Ruijters (2006) de rode draad vormen. We richten onze aandacht op het visualiseren, doordenken, vooruitkijken, doelen opstellen en het maken van een plan.
De start van deze dag is een filmpje van de groep 3-juffen die versneld winkelen en op verschillende plaatsen iets kopen, geld betalen, wisselgeld krijgen en uiteindelijk met een bonnetje de winkel uitgaan. Dat wat er gekocht is bij het filmpje ligt nu, in dezelfde tas, in de klas. Onder het toeziend oog van 28 nieuwsgierige kinderen wordt in elke groep de tas van de juf leeggemaakt. Alles zit erin, inclusief het bonnetje van de lunchroom. De kinderen zijn direct enthousiast en de betrokkenheid is groot.
De kinderen krijgen de opdracht om middels een placemat de voorkennis te activeren. De vraag: “Wat weet je al over de winkel?” staat centraal. Ieder kind denkt eerst zelf na om vervolgens met z’n vieren de focus aan te brengen.
We vragen de kinderen hun favoriete winkels voor het winkelcentrum in groep 3 op een placemat te verzamelen. De speelgoedwinkel wordt vaak genoemd. Maar ook de woordenschat krijgt een plek als we naar een naam zoeken voor een winkel waar je elektrische apparaten kunt verkopen. De witgoedwinkel is het geworden.
In tweetallen gaan de kinderen nadenken wat ze willen weten/ kunnen doen bij het thema ‘het winkelcentrum’. Daarna bespreken ze welke doelen bij het thema horen en schrijven ze het doel op een strook. Deze worden verzameld op de doelendeur.
Als laatste stap wordt er samen met de kinderen een format gemaakt voor het speelplan. Hierin worden afspraken gemaakt over wat er te koop is, hoe de winkel ingericht wordt, openingstijden, reclame maken, enzovoorts. De ideeën worden verzameld en na schooltijd werken mijn collega en ik dit uit tot een werkbaar speelplan-boek op A3-formaat.
Na het vormgeven van de preflectie starten we met de invulling van de spelactiviteit. De kinderen kiezen hun voorkeurswinkel en de groepjes zijn gevormd. De volgende dag helpt een aantal kinderen uit groep 7 met een eerste invulling van het winkelplan. Na intensief nadenken, overleggen en afspraken maken, staan de eerste kaders op papier. Daarna is de vormgeving van de speelleeromgeving aan de beurt. De kinderen krijgen een basispakket om hun koopwaar te maken. Ze krijgen ook een basisbudget bestaande uit 1- en 2-euromunten, briefjes van 5 en 10 euro, passend bij de rekendoelen van groep 3. Na drie dagdelen aan de speelleeromgeving te hebben gewerkt, is het zover… De tafels in de aula zijn ingericht als winkels, de spullen en het geld ligt klaar, de rollen zijn verdeeld … Het winkelcentrum wordt geopend! De kinderen gaan direct van start. Er wordt gehandeld, er wordt verkocht, er wordt gekocht, er wordt geproduceerd en er wordt gereflecteerd. Gereflecteerd op het verkeerde geld dat teruggegeven wordt, gereflecteerd op dat een kind van de winkel teveel geld uitgeeft bij andere winkels, gereflecteerd dat je dat anders moet vragen en er worden reflecterende vragen gesteld door de leerkracht tijdens het spel.
De kinderen kunnen bij elkaar iets kopen, materialen om iets te maken zijn te koop bij de groothandel van de juf en ze verdienen geld door de verkoop van de spullen. Tijdens het thema ‘het winkelcentrum’ zien we een hoge betrokkenheid. “Juf, stoppen we nu al? Maar we willen nog…”. Tijdens de spelactiviteit spelen beide groepen 3 (57 kinderen) in het winkelcentrum. Gezien dit grote aantal inventariseren we de reflectieve leerlingvaardigheden met drie groepjes van elk vijf leerlingen direct na de spelactiviteit door middel van een reflectiegesprek. Hierbij gebruiken we een zestal reflectievragen: (1) wat ging er goed, (2) wat kan beter, (3) wat leer ik ervan, (4) wat kunnen we anders doen, (5) is er nog voorraad en (6) hoe gaan we de volgende keer aan de slag? Deze resultaten zijn in figuur 1 weergegeven, samen met de resultaten uit het vooronderzoek. De preflectie heeft een positieve invloed op de reflectieve leerlingvaardigheden tijdens de spelactiviteit. Om in kaart te brengen wat de resultaten na de spelactiviteit zijn, moeten we wachten tot het winkelcentrum gesloten is. Na twee weken is het zover, de winkels gaan sluiten. We willen weten wat de kinderen zelf vinden van hun eigen reflectieve vaardigheden. De kinderen vullen een lijst met stellingen in. Ze beantwoorden deze met waar of niet waar. De gegevens in figuur 2 laten zien wat de leerkracht vooraf heeft geregistreerd en wat de kinderen zelf vinden na inzet van de preflectie. De kinderen geven aan dat ze meer reflectieve vaardigheden beheersen dan dat tijdens het vooronderzoek is geobserveerd.
Dat aandacht besteden aan de preflectie meerdere opbrengsten heeft voor de reflectieve leerlingvaardigheden bij spelactiviteiten is duidelijk. Het einde van dit onderzoek is een mooie start voor de opzet van een volgend thema, zoals ‘mijn vakantieland’ of ‘mijn museum’. Maar we kijken ook verder dan groep 3. Van der Veen (2011) stelt immers dat spel ook een functie in de bovenbouw heeft. Spelen we tenslotte niet allemaal ons eigen spel in de maatschappij? Als stip op de horizon ambieer ik een realistisch winkelcentrum voor de hele school, waarin betekenisvol de doelen voor een brede ontwikkeling op een actieve wijze behaald kunnen worden. De manager houdt het overzicht, vergaderingen moeten gepland worden, kortingsdagen, de bakker die gedeeltes van de taart verkoopt, extra grote bestellingen voor een feest, enzovoorts. De diverse reken-, taal- en spellingsdoelen worden in een rijke sociaal culturele context geleerd. Bij deze ontwikkeling is reflecteren voor, tijdens en na de spelactiviteit onlosmakelijk verbonden met de persoonlijke en professionele ontwikkeling van alle kinderen. Door het inzetten van preflectie bij spelactiviteiten creëren we een doelbewuste rijke speel-leeromgeving voor jong en oud met voor iedereen een bigshopper vol flexibele leerervaringen.
Berends, R. & Sins, P. (red.) (2014). Reflectie in het Daltononderwijs. Lierderholthuis: Saxion Dalton University Press.Bolt, L. van der (2014). Zelfsturing/ executieve functies bij peuters en kleuters en de rol van de IB-er. LBBO Beter Begeleiden,10, 26-29.Janssen–Vos, F. (2007). Groep 3 als onwrikbaar bolwerk. Zone, 1, 27.Oers, B. van, & Duijkers, D. (2013). Teaching in a play based curriculum. Journal of Curriculum Studies, 5, 1-24.Oers – De Bruijn, Y. van (2013). Opbrengstgericht spelen in groep 1/2 van de basisschool. Nieuw Meesterschap. Praktijkgericht Onderzoek in Onderwijs en Opvoeding. 4(1), 2013.Ruijters, M. (2006). Liefde voor leren, over diversiteit van leren en ontwikkelen in en van organisaties. Deventer: Kluwer.Veen, C. van der (2011). Spelen in de bovenbouw, onderzoeken in de onderbouw. Zone, 2, 4-7.
Auteur en Beeld: Maartje Postma-Van den Hoogen is werkzaam als daltonleraar op pc daltonschool De Hommel in Venray. Momenteel volgt zij de studie Master Leren & Innoveren (MLI) op pabo De Kempel in Helmond.