Onlangs was ik aanwezig bij een bijeenkomst van het Profielenberaad en daar sprak prof. Jelle Jolles over de laatste neurowetenschappelijke inzichten over de ontwikkeling van tieners en de consequenties daarvan voor het onderwijs. Een paar onderwerpen gaven me stof tot nadenken. Zo maakte hij de opmerking dat het rijpen van de hersenen wordt gestimuleerd door de omgeving; de genen bepalen de aanleg, maar de context en de motivatie zorgen ervoor de talenten tot ontwikkeling komen. Hij pleit ervoor om de ontwikkeling van de prefrontale hersenkwab zo vroeg mogelijk te stimuleren. Er zijn nogal wat mensen in het onderwijs die zijn onderzoek over het puberbrein hebben aangegrepen om het leren plannen maar af te schaffen, omdat tieners dat niet kunnen. Dat klopt ook wel – aldus Jolles – maar dat betekent nog niet dat het hen moet worden onthouden. Ik kan het alleen maar met hem eens zijn. We zeggen toch ook bij het aanbieden van leerstof dat kinderen het kunnen leren? En vragen we ons wel eens af of de leerlingen wel rijp zijn voor het leren van de wiskundesommen als ze in de derde klas zitten?
Jolles wees nog op iets anders. Onderzoek heeft aangetoond dat jongeren in hun hersenontwikkeling zeer verschillen, dat de ene leerling in de klas al lang ergens aan toe is en de ander nog niet. Hij gaf een persoonlijk voorbeeld. Dankzij de zorg van zijn moeder en de aanwezigheid van begrijpende leraren is hij de middelbare school doorgerold met vele vijven en zesjes; en pas later – op de universiteit – is hij doorgebroken en tenslotte hoogleraar geworden.
Die zorg van zijn moeder en het feit dat hem steeds weer is voorgehouden hoe het zou moeten, dat hij mocht oefenen in zelfstandig worden, maakten dat hij uiteindelijk is geslaagd in het leven.
Wat mooi, dacht ik. Weer zo’n onderpresteerder, die het later alsnog heeft gered.
Het verhaal ging door. Over het belang van beweging en sport, van beeldende kunst en muziek voor de ontwikkeling van ruimtelijk inzicht (en dus nodig voor het leren van wiskunde). Allemaal vastgesteld door de neurowetenschappers.
En toen kwam het op de consequenties van dit alles voor het onderwijs. Voor onderwijsvernieuwers natuurlijk niet nieuw, want die huldigen deze opvatting al sinds meer dan een eeuw. Maar dat is ideologie en daarmee heeft onze door neoliberale ideeën doordesemde samenleving geen boodschap meer aan. Maar dankzij de wetenschap mogen we hopelijk weer gaan denken dat opbrengst van ons onderwijs niet bestaat uit ‘leerwinst’.
“Tieners mogen zijn wie ze zijn”, verkondigde de professor, “want ze verkeren in een ontwikkelingsfase waarin ze nog niet zo goed weten hoe het moet.” En dat is stof tot nadenken. Want mogen ze dat eigenlijk wel? Van de lezer persoonlijk waarschijnlijk wel, zeker als het om zijn of haar eigen kinderen gaat. Maar mag het van ons systeem? Ons systeem dat inmiddels in algemeen toepasbare administratie- en registratieprogramma’s is vastgelegd?
Het Profielenberaad is een initiatief van het Europees Platform en de Vereniging Cultuurprofielscholen en beoogt de krachten van alle organisaties die zich bezig houden met talentontwikkeling te bundelen.
Auteur: Dick van Hennik was van 1994 tot 2009 voorzitter van het NDV-bestuur.