Doelen staan steeds meer in de belangstelling. Er waart zelf een gerucht rond, dat je elke instructie moet beginnen met het noemen van een (les)doel. Die doelen worden dan niet zelden geformuleerd in de vorm van “Wij gaan vandaag leren… (hoe je getallen bij elkaar zoekt die samen tien zijn).” Dat klinkt heel sympathiek. Net zo aardig als de aankondiging van de verpleegkundige in het ziekenhuis “Wij gaan slapen.” Die uitspraak worden de patiënten niet geacht letterlijk te nemen.
De slimmerik in jouw groep die zou reageren met “Kunt u dat dan nog niet, juf?” had dan goed geluisterd. Helaas, je kunt bij zo’n aankondiging maar beter helemaal niet goed luisteren. Het is niet wat het lijkt. Dat zogenaamde doel is geen doel en al helemaal niet voor de leerlingen.
Eigenlijk zegt een leraar met zo’n zin: “Het onderwerp van deze les is…”. Hopelijk heeft ze dat onderwerp afgeleid van de voorkennis in haar groep en niet van de volgende pagina in de methode. Wat elke leerling vervolgens door oefenen zal moeten bereiken zal namelijk (heel) verschillend zijn. Het is een illusie te denken dat in jouw klas alle leerlingen op precies hetzelfde moment de benodigde voorkennis hebben om aan de slag te gaan met het volgende doel en dat ook nog eens in hetzelfde tempo weten te behalen met dezelfde oefenvorm.
Voor de leerlingen geldt dat doelen altijd hun eigen doelen moeten zijn. Logisch, want dat leren (nadenken, beredeneren, uitwisselen, proberen, herhalen, reflecteren) kunnen zij alleen maar zelf. Je kunt wel roepen “Ik zal je leren!”, maar dat is slechts een uiting van machteloosheid: dat gaat je nooit lukken…
Het gevolg is dat leerdoelen altijd beginnen met ‘ik’. Na dat ’ik’ volgt de formulering van de concrete opbrengst: ik kan, ik herken, ik weet, ik begrijp. In leerdoelen horen geen woorden als ‘leren’, ‘proberen’ of ‘oefenen’. Die beschrijven niet het beoogde resultaat, maar het type activiteit op weg daarheen. Met dat soort werkwoorden is evaluatie onmogelijk. “Heb je het geprobeerd?” “Ja, maar het lukte niet…”
Leerdoelen worden daarom wel aangeduid als ‘ik-doelen’. Dat is een pleonasme, want dat ‘ik’ is eigenlijk overbodig. Toch is deze stijlfiguur als accent misschien wel nuttig. Veel doelen uit methoden zijn in feite geen ‘ik-doelen’, maar eerder ‘jij-doelen’. Om iets te kunnen oefenen, zal een leerling eerst moeten snappen wat het probleem is en hoe hij dit door oefenen kan oplossen. Pas dan kan een leerling zichzelf een eigen doel stellen. Peuters kunnen dat al: die zijn in informele leersituaties al heel doelgericht bezig, steeds weer opnieuw. Het leren is voor hen betekenisvol en de betrokkenheid is groot.
Die condities gelden in de klas niet minder. Leerdoelen op de weektaak zijn de doelen die de leerlingen zichzelf stellen, omdat ze snappen of herkennen wat hun activiteiten hen moeten opleveren. Daarom is het nuttiger instructies te beginnen met een mooie open vraag, zodat alle leerlingen actief worden en gaan nadenken. Dat zogenaamde lesdoel zullen ze niet missen, maar aan het eind van de instructie moeten zij wel zelf de conclusie kunnen trekken wat nu hun persoonlijke (ik)-doel is voor deze week.
Auteur: Dolf Janson is daltonopleider. Voor meer informatie: www.janson.academy.nl.
Beeld: Martijn Bakker