“Goedemorgen juf”. Met deze twee woorden start voor mijn dochter en alle andere kleuters in haar klas steevast de schooldag. Eerst de juf groeten, dan een werkje zoeken. Tot voor kort kozen we samen het werkje. Nu niet meer. Ouders in de klas zorgen namelijk voor een onrustige start van de dag, zo oordeelde de school. Ouders blijven plakken, gaan met elkaar kletsen en bezetten zelfs de zitplaatsen van de kinderen. Daarom is sinds kort deurbeleid van kracht: wie ouder is dan zes, komt de klas niet binnen!
Het gevolg van de maatregel laat zich raden. In de klas is het nu rustig, voor de klas niet meer. Ik zie hoe mijn dochter zich in de massa mengt en zich een weg baant richting de deur van de klas. Ze sluit aan in de rij, wacht op haar beurt en groet dan de juf: “Goedemorgen juf”. Juf groet vluchtig terug. Ze is aan het multitasken: één voor één groet ze de kinderen, maar tegelijkertijd reageert ze op vragen en opmerkingen van ouders. Na het groeten lijkt mijn dochter de klas in te gaan. Twee stappen voorbij de juf draait ze echter om. Met lichtgebogen rug sluipt ze stiekem de klas uit en sluit weer aan bij de rij nog wachtende kinderen. Voor een tweede keer komt ze bij de juf: “Goedemorgen juf”. Juf groet wederom vriendelijk terug. Het tafereel voltrekt zich vervolgens nog een keer: ze glipt de klas uit, sluit aan in de rij en groet netjes de juf.
Na schooltijd toch maar even verhaal halen: “Wat deed jij vanochtend?” De vragende blik maakt duidelijk dat toelichting vereist is: “Jij ging vanochtend naar binnen en toen weer naar buiten.” Mijn dochters reactie: “Oh, ik wilde kijken of juf wel wist dat ik er was.” “En?”, vraag ik. “Ik denk het niet”, antwoordt ze bedachtzaam, “want juf zei niet dat ik al was geweest.” Zie daar, een onderzoekertje in de dop: iets valt op, leidt tot een hypothese en via een gedegen opgezet onderzoek volgt de toetsing. Conclusie: de hypothese is bevestigd. Juf heeft het inderdaad niet in de gaten.
Mijn dochter is uniek, maar niet uniek in haar doen. Dit is eenvoudigweg dé manier waarop jonge kinderen leren. “Young children play like scientists work”, concludeert cognitief psychologe Laura Schulz in een recente studie. Een uitvoerige review van Allison Gopnik bevestigt de bevinding: jonge kinderen zijn wetenschappers in zakformaat. Er is alleen één probleem: ze zijn zich er niet bewust van. Het onderzoekend denken en handelen van peuters en kleuters is puur intuïtief en onbewust. Wellicht ligt daar de grootste taak en uitdaging voor het daltononderwijs de komende jaren: het expliciet en doelgericht bevorderen van deze intuïtieve manier van leren en kinderen bewust maken van de waarde en het belang ervan. In 2020 moeten alle basisscholen onderzoekend leren hebben geïntegreerd in het curriculum. De leerlingen zijn er wel klaar voor, nu wij nog.
Gopnik, A. (2012). Scientific thinking in young children: theoretical advances, empirical research, and policy implications. Science, 337, 1623-1627.
Schulz, L.E., & Bonawitz, E. B. (2007). Serious fun: Preschoolers play more when evidence is confounded. Developmental Psychology, 43(4), 1045-1050.
Schulz, L. E., Goodman, N., Tenenbaum, J., & Jenkins, A. (2008). Going beyond the evidence: Preschoolers’ inferences about abstract laws and anomalous data. Cognition, 109(2), 211-223.
Auteur: Symen van der Zee is lector Wetenschap & Technologie bij Saxion te Deventer
Beeld: Martijn Bakker