Wat begon als een interessant onderwerp voor de minor daltononderwijs, eindigde voor ons in een vernieuwde houding ten opzichte van het onderwijs en de wereld, dankzij een reis naar Kenia. De ervaringen die we hierbij hebben opgedaan, zijn verwerkt in een leskist over burgerschap die op Nederlandse (dalton)scholen gebruikt kan worden. Het proces, het product, het onderzoek en de daarmee gepaard gaande ontwikkeling van een eigen visie op daltononderwijs, kortom de opbrengsten van onze minor, willen we graag in dit artikel delen.
Wereldburgerschap is een betrokken houding die mensen hebben met betrekking tot elkaar, in Nederland en daarbuiten. Iedereen is anders. Iedereen heeft een andere manier van denken, andere normen en waarden, ook binnen één cultuur. Tegenwoordig telt Nederland veel culturen. Denkwijzen van mensen liggen daarom verder uit elkaar dan vroeger. Een wereldburger ziet dit niet als een probleem, maar juist als iets waardevols. Een wereldburger zoekt naar overeenkomsten in al die verschillen, naar wat mensen verbindt op cultureel en religieus vlak. Een wereldburger ziet de waarde in van deze verscheidenheid en toont solidariteit tegenover andere mensen.
Een wereldburger is met de wereld verbonden en voelt zich betrokken, heeft het gevoel van morele verplichting om nakomelingen een goede toekomst te bieden. Daarbij blijft het niet alleen bij begrip en respect, er wordt ook iets mee gedaan. Men doorziet dat menselijk gedrag gevolgen heeft voor mensen, dieren en milieu. Wereldburgers weten dat ze verantwoordelijk zijn voor de toekomst en dat problemen samen opgelost moeten worden. ‘Een wereldburger heeft niet alleen begrip en gevoel voor de wereld, hij doet er ook iets mee (Kleur Bekennen, 2005).´
In samenwerking met Edukans hebben we een onderwijsexpeditie gedaan in Afrika. We hebben samen met een Keniaanse pabostudent lesgegeven op een basisschool in Kenia.
Deze ervaring heeft ervoor gezorgd dat wij, als beginnend daltonleerkrachten, een andere kijk op de wereld en onderwijs hebben gekregen. We beseffen nu dat je als leerkracht invloed uit kan oefenen op de denkwijze van kinderen en de manier waarop zij naar de wereld kijken.
Ook hebben we ervaren dat het beeld dat we hadden van mensen in Afrika niet klopte. Zo zijn mensen in Kenia veel gelukkiger dan de media ons in Nederland doen geloven. Wij trekken ons deze foutieve beeldvorming aan en realiseren ons dat wij het beeld dat mensen in Nederland van Afrika hebben in ons onderwijs op een positieve manier kunnen beïnvloeden en veranderen! Daarom hebben we, als afronding van onze minor, een leskist ontworpen voor kinderen in Nederland waarmee de beeldvorming over Afrika en Afrikanen op een positieve manier beïnvloed kan worden.
Het schenken van aandacht aan wereldburgerschap moet zo vroeg mogelijk gebeuren. Door al op de basisschool te beginnen met wereldburgerschap, leren kinderen elkaar te waarderen, verschillen te verkennen en te erkennen.
Leerkrachten kunnen het op veel manieren aanbieden, maar belangrijk is dat kinderen participeren bij de lessen en op school. Leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van sociale competentie en wereldburgerschap wanneer kinderen op school steeds meer vrijheid en ruimte krijgen om verantwoordelijk te zijn voor de dingen die in de wereld gebeuren. Hoe meer kinderen participeren, hoe sterker hun betrokkenheid is en hoe duurzamer de opbrengst van het leren.Het is dan ook niet voor niets dat in het Verdrag voor de Rechten van het Kind (1989) participatie opgenomen is. Artikel 12 luidt: ´Kinderen hebben het recht om hun mening te geven en moeten volwaardig kunnen participeren, dus eigen taken en verantwoordelijkheden krijgen.´
Laat kinderen samenwerken, zelfstandig zijn en geef hierbij vrijheid in gebondenheid. Door middel van deze daltonkernwaarden ontwikkelen kinderen verschillende eigenschappen en vaardigheden die ook typisch bij een wereldburger horen.
Kinderen komen op allerlei manieren al in aanraking met de wereld. Men kan denken aan kleding, het fruit dat ze bij zich hebben en de Indische buurvrouw die ze kennen. Zo komt de globalisering ook voor hen dicht bij. Het is belangrijk om zulke voorbeelden uit het dagelijkse leven aan kinderen te laten zien en ook betrekkelijk makkelijk om in lessen over wereldburgerschap de belevingswereld van kinderen te betrekken. Tijdens zulke lessen is het belangrijk je als leerkracht bewust te zijn van de vaak negatieve beelden die kinderen al hebben gevormd door gesprekken thuis, ervaringen op straat en door televisiebeelden. Vaak komt dat omdat gefocust wordt op verschillen in plaats van op overeenkomsten.
Leerkrachten moeten zich bewust worden dat het westen niet het uitgangspunt kan zijn waarmee je landen buiten het westen kunt vergelijken. De westerse bril moet afgezet worden als er naar zuidelijke landen gekeken wordt. Alleen zo kunnen kinderen bewust gemaakt worden van de rest van de wereld en wordt er een eerlijk beeld voorgeschoteld.
Uit ons eigen onderzoek bleek dat onze leskist effect sorteert voor wat betreft de beeldvorming over Kenia. Op dertien van de veertien vragen uit onze vragenlijst scoorden de 60 Nederlandse kinderen uit ons onderzoek positiever in de nameting dan in de voormeting.
Wanneer u als leerkracht les wilt geven over zuidelijke landen is het belangrijk u daarbij aan de volgende punten te houden:
1. Hoopvol perspectief: Uiteraard zit er een kern van waarheid in alle ellende die de media laten zien over zuidelijke landen. Maar het is niet de hele waarheid. Wanneer er een hoopvol perspectief wordt gekoppeld aan die narigheid, ligt de focus niet op het probleem, maar ook op de oplossing die de bevolking zelf tot stand brengt.
2. Vermijd vooroordelen: Gebruik respectvolle taal, termen die duiden op gelijkwaardigheid. Dus woorden als zielig, sneu, arm worden niet gebruikt. Benadruk juist de zaken die hier in Nederland ook aan de orde komen, met name de dagelijkse bezigheden.
3. Nuanceer: Laat alle kanten van het dagelijks leven zien. Leg de nadruk op overeenkomsten en niet op de verschillen, dus ga uit van de gewone dingen die de mensen in het dagelijks leven doen, niet de uitzonderlijkheden. Uiteraard kan niet alleen het positieve aan bod komen, want iedereen weet dat er genoeg problemen zijn in het zuiden. Hoe deze negatieve punten aangeboden moeten worden, staat in punt 1 beschreven.
4. Diversiteit: In het zuiden zijn net zoveel culturele en natuurlijke verschillen als in de westerse landen. Daarom is het niet de bedoeling om tijdens de lessen te spreken van Afrika of ‘het’ zuiden, omdat op die manier een stereotiep beeld ontwikkeld wordt of uitgediept wordt. Wat over Afrika of het zuiden in het algemeen gezegd wordt, geldt niet voor het gehele continent. Tijdens een aardrijkskundeles over Europa zal de leerkracht ook wijzen op de vele verschillende tradities en gebruiken. Zo is dat in Afrika ook.
5. Verbanden: Alle delen van de wereld hebben met elkaar te maken. Wanneer zulke verbanden tussen het zuiden en westen duidelijk worden, zal er vermoedelijk eerder respect voor elkaar ontstaan.
6. Alles op zijn tijd: Wereldburgerschap is een proces. Kinderen kunnen niet in één keer hun beeld over het zuiden veranderen. Het heeft dus geen zin al te hoge verwachtingen te stellen. Het gaat om een innerlijke verandering, die bij iedereen anders verloopt. Daarom is het belangrijk op de basisschool al vroeg te beginnen met lessen en thema’s over zuidelijke landen en daarbij aandacht te schenken aan de genoemde zes punten. Dan krijgen kinderen van jongs af aan een minder vertekend beeld over het zuiden en hoeft er minder bijgesteld te worden op latere leeftijd.
Het Kleur Bekennen-team (2005). Visietekst Kleur bekennen. Wereldburgers in wording. www.kleurbekennenkids.provant.be. (download: 7 september 2012).
Auteurs: Jorien Klein en Rieneke Hijink