Interview met Lilian Leferink.
Al vele jaren is Lilian Leferink een bekende persoon in de Nederlandse daltonwereld. In 1988 wordt zij als onderwijskundige bij het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) aangesteld. De vereniging heeft haar eerste eigen professionele daltonspecialist! Sindsdien verschijnt Leferink periodiek op netwerkbijeenkomsten en vergaderingen en is zij actief als daltonopleider en -begeleider. Met het vele materiaal dat zij ontwikkeld heeft, speelde ze een rol van betekenis bij de groei van het daltononderwijs in Nederland.
“Ik kom uit een ‘extended family’. Iteke Weeda sprak daar eens over tijdens een college sociologie. Toen dacht ik: Hé, dat was bij mij thuis ook zo! Meestal was het plezierig dat mijn grootouders bij ons op de boerderij inwoonden, maar oma hoorde me wel altijd ’s avonds laat thuiskomen, als ik uit geweest was.”
Lilian wordt in 1957 in Neede, in de Achterhoek, geboren. Liliane Virginie Maria is mijn volledige naam. Van oorsprong katholiek dus!
Aan vaderskant hadden we destijds in de familie een fabriek voor schoolmeubelen. Regelmatig reed ik mee om bestellingen af te leveren. Zo zag ik in mijn jeugd heel wat scholen van binnen. Dat was eigenlijk wel bijzonder:”
Lilian gaat naar school in Neede. “Het is nu een daltonschool. Ik ben er onlangs eens binnengelopen, was er wel benieuwd naar. Maar in mijn tijd was er van dalton geen sprake. Het was een school met extremen: leerkrachten die ontzettend mooi tekenden en gedichten schreven. Ik kan je in mijn poëziealbum versjes laten zien, waar je je echt zult verbazen over de kunstzinnigheid. Maar ik had ook zo’n ‘juf met een knotje en een stokje’ om van in je broek te piesen! Bij haar moesten opdrachten uitgevoerd worden, waren we in de weer met overtrekvelletjes, moesten we naschrijven, kortom, productiewerk leveren. Zij was een motief om het zelf als juf anders te gaan doen”
“Ook al kwam ik van de boerderij, mijn ouders vonden dat ik moest doorleren. Ze hebben mij altijd gesteund. Als je mijn rapporten ziet: het eerste was nooit geweldig, het tweede een dieptepunt en het derde dan altijd net weer met de hakken over de sloot! Daarom wilden ze me op school eerst naar de huishoudschool sturen. Na wat gesprekken werd het de meisjeskostschool voor mavo in Groenlo.”
Op de kostschool was Lilian door de weeks intern. “Vier jaar lang heb ik me op zondagavonden in slaap gejankt, omdat ik er op maandagochtend weer naartoe moest. Ik heb er geleerd wat een leven zonder vrijheid is. We mochten zelfs niet van het schoolterrein af. Ik studeerde in zo’n grote studiezaal met een spiedende non op een verhoginkje ervoor! Dat heeft echter wel opgeleverd dat ik de waarde van regelmaat heb leren inzien en dat ik heb leren doorzetten, plannen en verantwoordelijkheid heb leren dragen. Dat recalcitrante van me komt ook uit die tijd! Ze moeten me vooral niet zeggen wat ik moet!
Wat ik op school niet leerde, heb ik wel bij de scouting meegekregen. Daar heb ik geleerd wat samenwerken is en ook wat samen ondernemen betekent. We organiseerden weekenden, verkochten erwtensoep voor goede doelen en als leidster heb ik een kabouterclubje geleid.”
Na de mavo volgt Leferink de havo-top. “Ik wist al op mijn achtste al dat ik juf wilde worden. Dat was de lijn! Op Hoogveld, de pedagogische academie in Hengelo (O), werd er aan de poort geselecteerd. Ik ben toen getest. Lezen en rekenen waren niet geweldig, maar op inzet zou ik het wel halen. Ik voelde destijds blokkades bij met name grammatica en spelling. Later heb ik op dat terrein ervaren wat een rustige uitleg voor een kind kan betekenen.
Op Hoogveld vond ik wat ik zocht. Ik heb toen op allerlei typen scholen stage gelopen: klassikaal, montessori, jenaplan.
“Tsja…, waarom een meisje dat het advies krijgt om naar de huishoudschool te gaan, via mavo, havo, pedagogische academie toch naar de universiteit kan? Als je een doel hebt, gaat het leren je steeds makkelijker af!,” vertelt Leferink.
“Ik heb eerst nog een poging gedaan om schriftelijk pedagogiek te studeren. Maar dat was niks voor mij. Ik denk pas als ik praat. Daarom heb ik in Groningen veel in werkgroepen gestudeerd. Ik zat ook al gauw in het vakgroepsbestuur en de subfaculteitsraad en ik werd lid van de vakbond. Ik maakte gebruik van de ruimte die er was, om te kunnen meebepalen. Ik bepaal zelf graag wat ik doe, is me nog steeds op het lijf geschreven.”
Uiteindelijk kiest Leferink voor interdisciplinaire onderwijskunde, een brede opleiding met onderwijssociologie en onderwijspsychologie. Ze voorziet in haar levensonderhoud door een baantje aan te nemen als onderwijzeres op een jenaplanschool.
Na een korte periode van werken op een daltonschool en op de schoolbegeleidingsdienst ABCG in Groningen-stad, begint Leferink in april 1988 op het APS als daltonspecialist. De NDV wilde destijds een landelijk medewerker. “Het was vooral de verdienste van voorzitter Van Mierlo dat die medewerker er kwam. Hij stond soms wekelijks bij het ministerie op de stoep,” vertelt Leferink. Een eigen daltonspecialist gaf status en erkenning aan de vereniging.
“Het is natuurlijk niet alleen mijn verdienste, maar toen ik bij het APS begon waren er 23 daltonscholen, toen ik wegging 125! Het was een periode van pionieren. Ik moest mijn eigen plan schrijven, heb daarvoor veel gelezen, veel mensen gesproken en op scholen rondgekeken.
Van Mierlo zei altijd dat dalton net als zuurdesem is, je proeft het! Daar dacht ik toch anders over. Ik wilde kwaliteitscriteria formuleren. Het is het begin geweest van de indicatorenlijst.
Inhoud was er destijds nauwelijks. Ik ben me in Parkhurst gaan verdiepen en ontdekte dat veel daltonianen hun eigen roots niet kenden.
Tijdens een conferentie op Ruigenrode in Lochem is het daltonnegenveld bedacht. Ik had het idee dat we daarmee Parkhursts basisprincipes freedom en coöperation meer handen en voeten konden geven.
Met APS-collega’s ben ik in Chicago geweest en heb daar kennisgemaakt met de ideeën over meervoudige intelligentie van Howard Gardner. Verder hadden we destijds bij het APS het project Alle leerlingen bij de les, waarin er aandacht was voor coöperatief leren. Daarmee zag ik mogelijkheden om het daltonprincipe samenwerken een inhoudelijke impuls te geven. Op de meeste daltonscholen was de taak destijds niet veel meer dan een agenda voor opdrachten uit methoden. “Als je mazzel had, had een taak nog een open vakje, waar een leerling nog iets zelf kon kiezen. Ik vond die werkwijze saai, met veel schriftelijk en individueel werk. De daltontaak kon inspirerender, met bijvoorbeeld m.i.-workshops (meervoudige intelligentie) of met door leerkrachten en leerlingen zelfgemaakte opdrachten”.
In het APS-project zijn verschillende publicaties tot stand gekomen. In de AO-reeks verschijnt een boekje over daltononderwijs. Verder is er een vademecum ontwikkeld en een stappenplan voor daltonscholen-in-ontwikkeling. Voor de NDV werd de brochure Op weg naar dalton geschreven en er is met teksten over daltononderwijs bijgedragen aan het pabo-opleidingsboek van Ahlers en Vreugdenhil. In de reeks invoeringsprogramma’s verschenen er bij het APS de programma’s Het maken van taken en Anders omgaan met kinderen.
In die periode zijn ook verschillende netwerken opgezet voor scholen, begeleiders en opleiders. Het rectorenoverleg, dat nog steeds bestaat, stamt uit die tijd. In Amsterdam werd DORA opgezet, een daltonnetwerk van docenten in de stad. “Op de pabo in Amsterdam is ook de eerste daltonopleiding opgezet. Samen met mijn APS-collega Martijn Koekoek heb ik zelfs een professionalisering voor daltonbestuurders gestart. Hoogtepunten in mijn tijd bij het APS waren de ontmoetingen met Dorothy Luke, Parkhursts vriendin, in 1996 en met Suzanne Popp, een Duitse wetenschapper die destijds promoveerde op onderzoek naar Parkhurst en het daltononderwijs.’
In 1996 loopt het project af. “Ik kon eerst wel bij het APS blijven, maar moest andere opdrachten gaan uitvoeren. Daar had ik niet zo’n zin in. Dalton was voor mij familie geworden, die ik plotseling leek kwijt te raken.
Uiteindelijk ben ik als (dalton)begeleider bij het Onderwijs Advies Centrum (OAC) (later opgegaan in de IJsselgroep) gaan werken en heb ik mijn eigen bedrijfje opgezet voor daltononderwijs.
Wegens bezuinigingen bij de IJsselgroep ben ik daar nu sinds augustus weg. Ik weet nog niet precies wat ik nu ga doen. Ik heb een uitgewerkt plan voor een methode wereldoriëntatie. Misschien ga ik daar wel mee verder. We zullen wel zien wat het leven verder brengt.”
Auteur: René Berends
Beeld: Martijn Bakker