In maart 2012 is effectiviteit aan de lijst daltonkernwaarden toegevoegd. Op de algemene bestuursvergadering riep de voorzitter op om over de nieuwe kernwaarde te blijven discussiëren. Inmiddels zijn we vier jaar verder. De tekst over effectiviteit in het identiteitsstuk van de NDV is alweer aangepast, maar ook nu gaat de discussie verder.
Dat Parkhurst haar daltonplan ‘an efficiency measure’ noemt, was een prettige bijkomstigheid, de keuze voor effectiviteit als kernwaarde was echter ingegeven door de ‘boost’ die opbrengstgericht werken in het begin van de eenentwintigste eeuw kreeg. Politici maakten zich zorgen over de opbrengsten. De Cito-scores moesten omhoog. Marktwerking, profilering en concurrentie dienden het onderwijs er bovenop te helpen. ‘Bewezen’ effectieve aanpakken moesten worden ingevoerd. Met enige zorg werd binnen de NDV geconstateerd dat het percentage zwakke daltonscholen hoger lag dan het landelijke gemiddelde en men vroeg zich af hoe die scholen dan toch een positieve daltonvisitatie hadden kunnen krijgen. Onder deze omstandigheden was de keuze voor de nieuwe kernwaarde verklaarbaar. De focus lag daarbij op de effectieve inzet van tijd, menskracht en middelen en op een taak op maat om leerlingen doelmatig en functioneel bezig te laten zijn.
Inmiddels is het percentage zwakke daltonscholen gelijkgetrokken, blijkt daltononderwijs ‘even effectief’ (Van der Zee, 2015) en begint het concept van opbrengstgericht werken te kraken. Zelfs politici beseffen tegenwoordig dat niet alles wat meetbaar is belangrijk is en niet alles wat belangrijk meetbaar.
Het gebruik van het begrip effectiviteit kan in relatie tot onderwijs verwarrend zijn. Het onderwijsproces kan effectief zijn, maar dat zegt niets over of de inhoud van dat proces goed is. Effectief en ‘goed’ lijken synoniemen te zijn geworden. We zijn effectiviteit meer als een definitie dan als een kenmerk of een aspect van (goed) onderwijs gaan hanteren.
Die verwarring is bijvoorbeeld terug te zien in het gebruik van termen als ‘excellentie’, ‘de top 10’ en ‘bovengemiddeld presteren’. Vraag je bijvoorbeeld bij een ‘excellente’ school af waarin ze excellent zijn! Misschien wordt er wel heel triviaal onderwijs gegeven. Effectief onderwijs is dus niet hetzelfde als goed onderwijs! Of onderwijs goed is, heeft te maken met het stellen van doelen en met het bepalen van wat de bedoeling is. Het verschil daartussen is nog best lastig. Doeldiscussies gaan vaak over de opbrengsten en dragen de verleiding in zich van instrumenteel denken. Bedoelingen gaan meer over het onderwijsproces. Kinderen leren namelijk niet alleen van wat ze leren, maar ook van hoe ze dat doen. Biesta (2015) stelt dat het bij de bedoelingen gaat om ‘the learning of what, the learning for what, and the learning from whom’.
Terug naar effectiviteit als kernwaarde. Als de doelen en de bedoelingen van onderwijs niet helder zijn, is nooit iets over onderwijseffectiviteit te zeggen. Bovendien rijzen nog de vragen: effectief voor wie, voor wat, voor hoe lang en wanneer?
In het in 2015 verbeterde identiteitsstuk zegt de NDV al veel meer over de doelen en de bedoelingen. De tekst spreekt over de effectieve, doelmatige inzet van tijd, middelen en instructie, maar ook over persoonsontwikkeling en leerdoelen als gewenste opbrengsten van daltononderwijs, binnen de context van de hoofddoelstelling: de vorming tot ‘fearless human being’.
Er lijkt een ‘post-opbrengstgericht-werken’-tijdperk aan te breken, met aandacht voor brede vorming. Daarmee komt ook de kernwaarde effectiviteit in een ander daglicht te staan. De aandacht verschuift meer naar de vraag of we kinderen op een volwassen manier in de wereld zetten (Biesta, 2015). Het begrip effectiviteit kan ons daarbij nog steeds dienstbaar zijn, al komt het wel voort uit het economische productiedenken en de van A-naar-Beter-werkwijzen, waar we wat afstand van hebben genomen.
Nu leraren weer wat meer te zeggen krijgen over waar het met het onderwijs naartoe moet, zal op daltonscholen ook de vragen gesteld worden hoe effectief we zijn in het bereiken van brede doelen en hoe die meetbaar of ‘merkbaar’ gemaakt kunnen worden. Er valt, met andere woorden, nog genoeg te discussiëren. Maar daar riep de voorzitter in 2012 al toe op.
Auteur: René Berends
Beeld: NDV