Het team van GBS de Parel wil graag, na jaren van hard werken aan de ontwikkeling van de in 2008 opgerichte school, een volgende stap zetten: van een school met goed onderwijs naar een school, waar leerlingen en leraren eenduidig en optimaal op leren en ontwikkeling gericht zijn. Daarbij bleek draagvlak te bestaan voor de keuze van daltononderwijs op grond van de volgende drie argumenten:
1. Het is goed om met het team een duidelijke ‘kleur’ te kiezen en één richting op te gaan. Ieder teamlid beseft dit en heeft de wil ook. Het team heeft verschillende achtergronden (BAS, TOM, DIM) en ziet de urgentie en de relevantie om één richting en één vorm te kiezen. Immers, om bijvoorbeeld de mate van zelfstandigheid en de vorm van het zelfstandig werken goed te kunnen ontwikkelen, is eenheid in visie en een doorgaande lijn zeer van belang.
2. Ons onderwijs is voor 70% ingericht volgens de kenmerken van het daltononderwijs. Dit bleek uit een vergelijking met een naburige daltonschool.
3. Het team wil graag goed en modern onderwijs. Het vervolgonderwijs vraagt om zelfstandigheid, samenwerken in projecten, verantwoordelijkheid bij de leerling. De maatschappij vraagt om zelfstandigheid, feedback kunnen geven op je eigen handelen, teamplayer kunnen zijn en het kunnen delegeren van verantwoordelijkheden.
Hoewel alle leraren inmiddels het daltoncertificaat hebben behaald, zodat verondersteld mag worden dat zij over bepaalde basiskennis en basisvaardigheden beschikken, is voor de directie, de daltoncoördinator en het team nog onduidelijk waarin de school kan groeien. Kan in de klassen daadwerkelijk verbetering worden waargenomen? Wordt onder de huidige manier van werken door allen hetzelfde verstaan?
In dit proces van daltonontwikkeling, is onvoldoende duidelijk wat er precies verstaan wordt onder veelgenoemde termen als ‘zelfstandigheid van kinderen’, ‘samenwerkend leren’ en ‘eigenaarschap en verantwoordelijkheid’. Wat verstaat men, om een voorbeeld te noemen, onder samenwerking? Hoe geven de leraren dat vorm? Is er sprake van gedeelde waarden en gedeelde onderwijsprincipes? Wanneer ik als teamleider meer inzicht verkregen heb in de zienswijze van de leraren en hun handelswijze in de praktijk, kan ik bepalen wat er nodig is om met GBS de Parel verder te komen tot een school, waar leerlingen en leraren op een eenduidige wijze op leren en ontwikkeling gericht zijn volgens de daltonprincipes. Dit om leerlingen optimaal voor te bereiden op hun plek in de maatschappij.
Reproductieve vaardigheden zijn vaardigheden om eenvoudige activiteiten en standaardprocedures te kunnen uitvoeren, productieve vaardigheden zijn vaardigheden om het geleerde te kunnen toepassen in nieuwe situaties.
Na het bestuderen van verschillende bronnen zijn de volgende omschrijvingen voor de te onderzoeken principes gevonden:
Samen leren en samen werken kan worden omschreven als samenwerkend leren of coöperatief leren. Dit leidt tot verdergaande uitgestelde aandacht, werken aan een gezamenlijk doel en verschillende niveaus die samen leren genoemd worden en daarnaast positieve wederzijdse afhankelijkheid, individuele aanspreekbaarheid, directe en stimulerende interactie (Johnson & Johnson,1999). Wenke & Röhner (2004) en Berends (2008a) voegen eraan toe: de leraar leert leerlingen om te kunnen gaan met verschillen tussen leerlingen en leert hen het hanteren van basiscommunicatievaardigheden. De leraar dient vaardig te zijn om coöperatieve werkvormen te organiseren en dient oogt te hebben voor de procesaspecten van het leren samen werken.
Leren in verantwoordelijkheid komt neer op vrijheid en vertrouwen geven aan de kinderen om hun eigen doelen te kiezen en te behalen. De leraren maken leerlingen ‘eigenaar’ van het eigen leerproces (Berends, 2008b). Ook hebben ze relaties nodig om te leren, samen met elkaar en van elkaar (Dijkstra, 2006). Dit alles vindt plaats in een leeromgeving die aansluit bij echte ervaringen (Wenke & Röhner, 2005).
Leren in zelfstandigheid is als volgt te definiëren: de leraar laat de kinderen actief meedenken en leren ten aanzien van hun eigen leerproces en leert de kinderen zichzelf aan te sturen (Berends, 2008c).De leraar laat leerlingen denkgewoonten in zowel reproductieve als productieve vaardigheden eigen maken (Hölscher, Van der Meer & Zweers, 1975). De leraar stimuleert cultuur in de groep waarin individueel verschillende pedagogische maatregelen kunnen worden genomen (Wenke & Röhner, 2004).
Vanuit de probleemstelling is er gekozen voor de volgende onderzoeksvraag:Wat verstaan de leerkrachten van GBS de Parel onder de principes van het daltononderwijs en in hoeverre geven de leerkrachten in de huidige situatie les vanuit de principes van het daltononderwijs?
Deze vraag is opgesplitst in de volgende deelvragen:
1. Wat verstaan de leerkrachten onder het principe ‘samenwerking in het leren van kinderen´?2. In hoeverre geven de leerkrachten les vanuit het principe ´samenwerking in het leren van kinderen´?
3. Wat verstaan de leerkrachten onder het principe ‘verantwoordelijkheid in het leren van kinderen´?
4. In hoeverre geven de leerkrachten les vanuit het principe ´verantwoordelijkheid in het leren van kinderen´?
5. Wat verstaan de leerkrachten onder het principe ´leren in zelfstandigheid´ van kinderen?
6. In hoeverre geven de leerkrachten les vanuit het principe ´leren in zelfstandigheid´ van kinderen?
Door middel van het afnemen van vragenlijsten en het doen van observaties zijn er gegevens verzameld over gedragingen van leerkrachten. Daarna is door het afnemen van interviews onderzoek gedaan naar opvattingen over de basisprincipes van het daltononderwijs. Bij de ontwikkeling van de enquête en observatielijst is gebruik gemaakt van een bestaande lijst van DaltonDeventer. De betreffende lijst met items is grotendeels ontleend aan een instrument van Wolthuis (2008). De lijst met items meet lerarengedrag en is een weergave van items waaraan daltononderwijs zou moeten voldoen. Omdat dit een zeer volledige lijst betreft is de lijst vereenvoudigd. De bestaande lijst zou een te brede range opleveren waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt.
De resultaten van het onderzoek zijn in cirkeldiagrammen en in staafdiagrammen gevisualiseerd. De ruimte ontbreekt hier om alle resultaten weer te geven. Daarom worden de resultaten die het meeste relevant zijn besproken.
Ten eerste de uitkomsten op de vraag met betrekking tot de overtuigingen van de leraren over hun rol in het proces van samenwerken van leerlingen. De gegeven antwoorden en de frequentie ervan zijn in dit diagram (figuur 2) weergegeven.
Over de rol van de leraar wordt verschillend gedacht: voor een groot deel vindt men dat men ‘sturend, begeleidend en observerend’ bezig moet zijn. In mindere mate geldt dat men ‘stimuleren, coachen, het laten ervaren, evalueren’ en ‘focussen op leerproces’ belangrijk vindt.
Als het gaat om de vaardigheden van de leraar dan zouden dit vooral ‘orde en overzicht aanbrengen’ en ‘gericht kijken’ moeten zijn. ‘Loslaten’ en ‘flexibiliteit’ worden in mindere mate genoemd. Hieruit valt op te maken dat de leraren op De Parel in hun overtuigingen vooral de basisvoorwaarden noemen voor het leren in samenwerking. Wanneer we kijken naar waarden die voor het slagen van daltononderwijs genoemd worden, dan zijn deze overtuigingen in minder mate aanwezig: ‘stimuleren, laten ervaren, achteraf bespreken, loslaten’ en ‘flexibel’ zijn, worden enkele keren genoemd. Volgens Wenke & Röhner (2004) is namelijk in alle onderzoeken terug te vinden dat het belangrijk is dat de leraren bij samenwerkend leren ruimte geven aan de eigen inbreng van leerlingen. Bij samenwerkend leren doet de leraar bewust een stap terug.
Ten tweede een voorbeeld uit de observatie: in de grafiek zijn de resultaten te zien van de observatie met betrekking tot het zichtbare leraargedrag als het gaat om het leren in zelfstandigheid van leerlingen. Hierin is te zien dat 90% van de leraren ‘leerlingen denkgewoonten in zowel reproductieve als productieve vaardigheden eigen laat maken’. Vervolgens is te zien dat 42% ‘kinderen actief laat meedenken en leren ten aanzien van hun eigen leerproces’. De derde indicator, is bij 43% van de observaties gezien. Het gaat er dan om dat ‘leerlingen zelfgestuurd werken’. Tenslotte de vierde indicator. Hierbij gaat het om ‘voorwaarden scheppen voor zelfstandigheid’. Bij de observaties is dit bij 28% van de observaties gezien.
Uit het totaal van de gegevens is te concluderen dat een groot deel van de leraren bezig is met het bewust lesgeven vanuit de daltonprincipes. Zowel uit de observatie als de enquête blijkt dat er soms tot vaak les gegeven wordt volgens de daltonprincipes. In de observaties is niet al het leraargedrag terug te zien dat volgens de enquête ingevuld is. Kijkend naar de overeenstemming tussen wat men vindt (betekenis) en wat men doet (handelen) kan er geconcludeerd worden dat men graag de kinderen zo verantwoordelijk mogelijk zou willen laten zijn, maar dat men door de focus op structuur, basisvoorwaarden, sterke sturing en de mindere focus op loslaten en flexibiliteit het proces eerder vertraagd dan versneld. Er is in het gedrag van de leraar vooral te zien en te lezen dat men zeker de basisvoorwaarden wil aanbrengen (veel vormen van samenwerkend leren, verantwoordelijkheid in kleine beetjes bij de leerling leggen en een opbouw in het werken met een weektaak), maar dat er nog vooruitgang te boeken is op een betere doordenking op het ‘waarom’ van dalton en een betere afstemming in het ’hoe’ van dalton.
Op grond van de conclusies in dit praktijkonderzoek verdient het de aanbeveling om met de leraren verder te bezinnen op de betekenis van de principes van het daltononderwijs. Daarnaast is het aanbevelenswaardig om met betrekking tot het handelen van de leraren de dialoog aan te gaan. Er is een toenemende bewustwording nodig dat binnen het leraar-handelen op GBS De Parel verschillende gedragingen waar te nemen zijn die het proces eerder vertragen dan bespoedigen. Er zijn immers wezenlijke verschillen in opvattingen over de daltonprincipes gehoord in de interviews en er zijn ook gedragingen geobserveerd die laten zien dat de mate van zelfstandigheid zich in de beginfase bevindt. De volgende aanbevelingen zijn, in het licht van de resultaten en de conclusies te overwegen:
– Intensievere vormen van collegiale consultatie, waarbij leraren gericht kijken naar hun handelen op het gebied van het geven van verantwoordelijkheid aan leerlingen, het doen van een stapje terug ten aanzien van de leerprocessen en geven van ruimte voor het zelf indelen van tijd en taken;
– Afstemming tussen de teamleider en de daltoncoördinator, om prioritering toe te wijzen aan vormen van dialoog over de achterliggende drijfveren bij een ieder als het gaat om daltonprincipes;
– Tijdens klassenbezoeken feedback geven op het handelen van leraren met betrekking tot de daltonprincipes, meer dan alleen de focus op instructievaardigheid.
Aanbevelingen op basis van dit onderzoek worden besproken in het team en geven input voor de jaarplanning van het seizoen 2014/2015.
Uit dit onderzoek komt naar voren dat er voor één stap in het hele proces goed de tijd genomen zou moeten worden: bezinning op de drie daltonpijlers. Zelfstandigheid, samenwerken en verantwoordelijkheid zijn subjectieve en grote begrippen die door iedere leraar weer anders ingevuld wordt. Wat voor de ene leraar veel vrijheid is, is voor de ander gelijk aan het ontbreken van structuur. Waar de één vindt dat loslaten en tegen fouten aanlopen het beste leerproces is, zal de ander het kind liever aan de hand meenemen. Deze bezinning kan op verschillende manieren tot stand gebracht worden. Wanneer dit geheel in stijl van het daltononderwijs plaats zou kunnen vinden, zal dit gebeuren door middel van maatjeswerk, zelfstudie, dialoog, intervisie en consultatie. Daarbij is het van belang dat leraren hun eigen lesgeven kritisch durven bekijken en laten bekijken. Ook is het belangrijk om te realiseren dat daltononderwijs meer is dan het aanpassen van de didactiek en meer is dan het toepassen van enkele vaardigheden. Dalton is ‘a way of life’. Daarom is het goed dat iedere leraar bewust is van zijn eigen manier van lesgeven: is dat autonomiebevorderend of controlerend? Wat is mijn visie op het kind? Hoe moet een kind leren? Is de taakkaart die ik in de klas heb een zelfstandig te verwerken taaklijst of een model waarbij kinderen zelf vrijheid hebben in het kiezen van de leerstof en de tijd? Bezinning zorgt voor bewustwording van de eigen manieren van lesgeven. Hoe doe ik het en waarom doe ik het eigenlijk zo? Daarvoor zal in de ontwikkeling naar een daltonschool voldoende ruimte ingebouwd moeten worden. Zodoende ontstaan er goed onderbouwde en doordachte processen en is de kans groter dat de processen een duurzaam en goed ontwikkeld vervolg opleveren. Vanuit de bezinning kunnen er verdere stappen genomen worden voor de inrichting van het daltononderwijs: hoe wordt samenwerkend leren vormgegeven, hoe wordt zelfstandig werken met taakwerk ingevuld en waar en hoe wordt de verantwoordelijkheid voor het leren bij leerlingen gelegd?
Berends, R. (2008a). Van placemat tot maatjesflat. Het begrip samenwerken in de praktijk van de Nederlandse daltonschool. Ontleend aan www.daltondeventer.nlBerends, R. (2008b). Vrijheid, vrijheid in gebondenheid of toch maar verantwoordelijkheid? Het begrip vrijheid in de praktijk van het Nederlandse daltononderwijs. Ontleend aan www.daltondeventer.nl.Berends, R. (2008c). Zelfstandigheid leren door zelfstandig te zijn. Het begrip zelfstandigheid in de praktijk van het daltononderwijs. Ontleend aan www.daltondeventer.nl.Berends, R. & Sanders, L.J.M. (2008) Dalton met ups en downs. De geschiedenis van de daltonbeweging in Nederland. Ontleend aan www.daltondeventer.nl.Dijkstra, B. (2006). Competenties op Maat. Competenties van leerkrachten bij Teamonderwijs Op Maat (TOM). Rijksuniversiteit Groningen.Hölscher, E., van der Meer, A.W. & Zweers, E.E. (1975). Onderwijskundigen uit de 20e Eeuw. Amsterdam: Wolters Noordhoff (Aangepast en geactualiseerd door Hendriksen, 2006).Johnson, D. W. & Johnson, R.T. (1999). Learning together and along: cooperative, competitive and individualistic learning. Boston: Allyn & Bacon. Wenke H. & Röhner, R. (2004). Dalton-onderwijs, een blijvende inspiratie. Nieuwegein: Arko uitgeverijWenke H. & Röhner, R. (2005). Hallo dalton. Nieuwegein: Arko UitgeverijWolthuis, H. (2008). (K)ijkwijzer. Ontwikkelingslijnen binnen Dalton (Versie 5). Deventer: Saxion Hogeschool. Ontleend aan www.daltondeventer.nl.
Auteur: Edo Meerholz is teamleider van GBS de Parel in Assen. Na zijn opleiding voor schoolleider volgt hij de Master Integraal Leiderschap bij Centrum voor Nascholing Amsterdam/Stenden Hogeschool.
Beeld: Edo Meerholz