Bleef het in de jaren ’20 van de vorige eeuw bij experimenten, tegenwoordig is daltononderwijs niet meer weg te denken in Nederland. Op ongeveer 400 scholen krijgen bijna 100.000 leerlingen les in de geest van Helen Parkhurst. “Met de westenwind” die zo vaak lage drukgebieden, storm en regen brengt, is in de twintiger jaren ook iets goeds komen overwaaien: daltononderwijs, dat “door haar open houding geneigd is om vernieuwende werkvormen, inzichten en ideeën te omarmen en te adopteren.”
Berends en Sanders onderzoeken wat er in de praktijk terecht komt (en kwam) van de pragmatische ideeën en werkwijzen van Helen Parkhurst die zij, toen ze al jaren werkte, beschreef in het Dalton Plan. Een andere intrigerende vraag is waarom daltononderwijs in Nederland wel van de grond kwam, maar elders niet. (De belangstelling over de grenzen groeit wel).
Zoals vandaag de dag in menig daltonschool wordt omgegaan met het onderwijs is helemaal in de geest van haar grondlegster: onderzoeken, experimenteren, proberen en het goede behouden. En dat is niet van de ene op de andere dag uit de lucht komen vallen. Reflecteren en evalueren – nu kernwaarden – liggen ten grondslag aan het evolueren. Om het heden beter te begrijpen is kennis van het verleden van waarde.
Na inleidende woorden en een schets van Helen Parkhurst als opmaat nemen de auteurs ons mee in de negentigjarige geschiedenis. Die verdelen ze in vier perioden. Eerst de periode van 1924 tot 1940, een tijd waarin internationaal met vernieuwingen in het onderwijs werd geëxperimenteerd, de periode van WOII, waarin het onderwijs in Nederland tamelijk ongemoeid is gelaten door de bezetter. Later de periode van de jaren 50 tot met 70 waarin de relatie onderwijs en opvoeding een rol ging spelen en daltononderwijs op sterven na dood was. Ten slotte de jaren vanaf 1980 tot heden waarin daltononderwijs in Nederland explosief groeide van 0,3% (25 scholen) tot 5% (400 scholen) van het totale onderwijsaanbod in Nederland.
Elk hoofdstuk geeft een karakterschets van het onderwijs in het algemeen in de behandelde periode, verhaalt over de ontwikkelingen in het daltononderwijs in het bijzonder en meldt over de praktijk. Tot besluit van een hoofdstuk vatten de auteurs het samen en geven ze een analyse. De auteurs onderzoeken hoe tijdgeest, pioniers en gebruikers, de overheid, ontwikkelingen in theorie en wetenschap en organisatie al dan niet samenvielen en er zo voor zorgden dat vernieuwingen werden gestimuleerd of juist afgeremd.
Dit ‘geschiedenisboek’ geeft een beeld van een negentigjarige zoektocht naar de essentie, principes en uitgangspunten van daltononderwijs. We ontdekken dat de zoektocht niet heeft geleid tot een star vastleggen in regels en afspraken hoe het onderwijs geregisseerd moet worden. Net zo goed als de kernwaarden vrijheid/verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en samenwerken gelden voor leerlingen, dienen ze door leraren en scholen beleden te worden. Heden ten dage is daar nog steeds ruimte voor in de Nederlandse daltonscholen.
Geschiedenis beschrijven gaat nu eenmaal niet zonder jaartallen te noemen en feiten te benoemen. De auteurs zijn er desondanks in geslaagd ‘ons’ stukje historie op een leesbare manier te brengen.
Auteur: Paul Meuwese is lid van het dagelijks bestuur van de Nederlandse Dalton Vereniging
Beeld: DaltonVisie & Saxion Dalton University Press
Berends, R., & Sanders, L. (2014). Daltononderwijs in Nederland. De geschiedenis vanaf 1924. Deventer: SDUP.