Opleiden tot een mens zonder vrees en dalton als ‘no method, no system’, maar als ‘a way of life’? De intrigerende vraag of deze populaire daltonkreten haalbaar zijn, heeft Tom Witjes aangezet tot een zoektocht om deze idealen en eigenaarschap van leerlingen in zijn schoolpraktijk te realiseren. Daarbij stuitte hij op het gedachtegoed van Alfie Kohn.
Tijdens mijn ontdekkingsreis kwam ik in aanraking met de motivatietheorieën van Alfie Kohn. De titel van zijn boek Punished by rewards intrigeerde me en al lezend raakte ik enthousiast over zijn inzichten. Toen ik aan het eind van het boek Kohns concrete gedragsalternatieven las, kwam het inzicht: dit is dalton! Dit is wat het daltononderwijs nodig heeft.
In november 2013 hield Kohn in Nederland twee lezingen. Die wilde ik natuurlijk voor geen goud missen.
Kohns theorie is vrij eenvoudig. Motivatie is er in twee soorten: intrinsiek en extrinsiek. Bij intrinsieke motivatie is de reden om iets te doen de activiteit zelf. Je vindt iets leuk, interessant of bevredigend. Bij extrinsieke motivatie ligt het doel om iets te doen buiten de activiteit zelf. Denk aan het stickertje van de juf, een cijfer voor de toets of zelfs het voorkomen van straf.
Kohn sprak tijdens zijn lezing in De Rode Hoed in Amsterdam over het belang van het hondenkoekje bij het trainen van honden, de ‘carrots and sticks’, zoals hij ze noemt. Hij noemt dit behavioristische, conditionerende leren ‘doing to’. De basisgedachte daarachter is dat dit conditioneren door middel van straffen en belonen werkt, maar slechts kort en slechts als tijdelijke impuls en dat bij het leren van leerlingen complimentjes maken, belonen en straffen alleen voor eenvoudige taken een positief effect kunnen hebben. Tegelijkertijd vagen deze extrinsieke ‘motivators’ intrinsieke motivatie weg en dat ziet hij als een zorgelijke kwestie.
Kohn stelt dat je niet door een ander gemotiveerd kan worden, maar dat je dit altijd zelf doet. Voor complexere cognitieve taken is keer op keer bewezen dat hogere beloningen geen betere prestaties opleveren, vaak zelfs slechtere. Zie ook het werk van Daniel H. Pink (2009).
De Belgische onderzoekers Sierens en Vansteenkiste (2009) hebben over de rol van motivatie bij het leren op een vergelijkbare manier geschreven. Zij baseren zich op de self determination theory van Deci en Ryan. In figuur 1 zijn hun theorieën schematisch samengevat met vier ‘soorten’ motivatie en de daarbij behorende motivationele drijfveren en bijbehorende gevoelens.
Het inzicht dat Kohn ons biedt, is een belangrijke les voor het daltononderwijs. Leerlingen moeten schooltaken uitvoeren, omdat het fijn is om te leren en aardig tegen anderen zijn, omdat het fijn is om aardig te zijn. Op het moment dat leraren belonen, complimenteren of straffen verschuift ongemerkt het doel van het werken voor leerlingen naar het tevreden stellen van de persoon met macht, de persoon die beloont of straft.
De self determination theory leert ons dat als leerlingen het belang van de taak nog niet inzien, leraren aandacht moeten schenken aan het opbouwen van persoonlijk belang, interesse en geboeidheid, het zinvol en relevant achten van activiteiten en het ontlenen van plezier aan de activiteit. Toch steken er in het onderwijs werkwijzen de kop op die een sterk gecontroleerd/verplicht motivationeel karakter hebben. Voor het daltononderwijs waarin we leerlingen willen leren eigen doelen te stellen en eigenaar van het leerproces te laten zijn, is dat contraproductief. Kohn wijst op het gebrek aan betekenisvolle inhoud van het curriculum.
Art Costa stelt dat leren geen toeschouwerssport is. ‘Hands-on’ en ‘Minds-on’ zijn het echte leren. Dat is dé manier om tot diep begrip te komen.
“Veel klassen zijn zo ontworpen dat het denken uitgezet wordt”, zegt Kohn. Hij waarschuwt ervoor de methode niet te belangrijk te maken en hem alleen te gebruiken wanneer die nodig is. Het zijn, volgens mij, niet meer dan voorgekauwde vertalingen van de kerndoelen, die soms zelfs het denken van de leraar uitzet.
Kohn benadrukt het belang van samenwerken. En ook dat is natuurlijk een schot in de roos voor daltonleraren! In een klas waar diep leren plaatsvindt, wordt er, volgens Kohn, veel in kleine groepjes gewerkt, met de leraar daarbij als katalysator in het leerproces. Hij noemt dit de ‘working with’-benadering. Soms stelt de leraar bij een groepje de juiste vraag en plaatst hij bij een ander groepje een opmerking om een opgebouwde theorie aan het wankelen te brengen. Gereglementeerde onrust, zie ik concluderend dan als noodzakelijk om samen op zoek te gaan naar het persoonlijk belang.
Tijdens het werken aan de taak in groep 8 komt een leerling naar me toe. “Meester, ik heb nu vier zinnen van deze taaloefening gedaan, ik heb het doel wel gehaald. Ik kan nu beter wat anders gaan doen.” Verbouwereerd door deze opmerking besluit ik haar toch even te ‘controleren’. Onnodig achteraf gezien…
Een oplettende klasgenoot probeert dit vervolgens ook, maar met wat minder succes: het doel nog niet bereikt, dus nog wat oefenen. Toch is ook hij sindsdien een beetje meer eigenaar van z’n leren. De winst zit hem in de veranderde manier van nadenken die subtiele veranderingen van aanpak met zich meedraagt.
Kohn wijst op het belang van het bieden van keuzemogelijkheden en ook hier ligt de link met dalton voor het grijpen. Leerlingen moeten wat te zeggen hebben. Leerlingen leren alleen goede beslissingen te nemen door beslissingen te mógen nemen. Ze moeten daarbij ook fouten mogen maken. Vertrouwen is dan essentieel en de relatie staat dan voorop en drijf niet op macht, is Kohns advies. “Love them no matter what”, zegt hij. Hoe meer leraren macht gebruiken hoe minder invloed ze uiteindelijk hebben. Stop daarom met manipulatief en autoritair te handelen wanneer je daltononderwijs predikt. “In het geheel opgelegde normen en waarden worden niet verinnerlijkt”, aldus Kohn.
Mocht Nederland het leren om zeep willen brengen, begin dan vroeg met toetsen, bij voorkeur bij kleuters. Toets vaker dan een keer per jaar en publiceer als klap op de vuurpijl de gegevens. Kohn stelt dat waar leren belangrijk is geen cijfers gegeven worden en toetsen niet nodig zijn. Testen en cijfers zorgen voor extrinsieke motivatie en bevorderen dus niet het leren. Ze creëren een competitieve cultuur waarin leren van ondergeschikt belang is. Cijfers stoppen het leren, omdat het dan niet meer over de leerinhoud gaat. De motivatie voor leren verschuift dan naar motivatie om te scoren, waardoor leerlingen minder risico nemen en hun leren oppervlakkiger wordt.
Kohn, A. (1999). Punished by rewards. The Trouble with Gold Stars, Incentive Plans, A’s, Praise, and Other Bribes. Boston: Houghton Mifflin.
Pink, D.H. (2009). Drive. The suprising truth about what motivates us. Penguin Books.
Sierens, E. & Vansteenkiste, M. (2009). Wanneer “Meer minder betekent”: Motivatieprofielen van leerlingen in kaart gebracht. Begeleid Zelfstandig Leren, 24, 17-36.
Auteur: Tom Witjes is leraar groep 8 van daltonschool De Overlaat in Tolkamer
Beeld: Witjes/DaltonVisie