We eten een boterham. Milan (11 jaar) zit nog vol van een documentaire over meisjes die uitgehuwelijkt worden in Afrika. Lucas (7 jaar) loopt naar de wereldkaart en kijkt waar die kinderen wonen. Ze vinden het allebei op hun eigen manier niet leuk voor die kinderen. We waarderen onze lunchtafel even anders dan anders.
“Maar die kinderen hebben wel rechten”, zegt Milan, “de kinderrechten.”
Hij geeft zijn broer een kort college over het document van de Verenigde Naties.
Ik vraag Lucas welke rechten hij zou opnemen.
Zonder aarzelen: “Water. Anders ga je dood. En eten. Dat moet ook. En een huis. Iedere kind moet in een huis wonen.”
Ik begin te denken dat hij de kinderrechten al heeft gelezen.
Hij vervolgt: … “En een pyjama en een Xbox.”
Ik lach, maar ben een beetje teleurgesteld. En bemerk dat ik had gehoopt dat hij nog even in gedachte in Afrika was gebleven. Ik hoor mezelf een oordeel formuleren en roep me tot de orde. Hij is zeven!
“Waarom een pyjama en een Xbox ”, vraag ik.
“Ik voel me fijn in mijn pyjama”, zegt hij, “en ieder kind moet kunnen spelen.”
Jezelf fijn voelen en mogen spelen! Ik bedenk door hem dat dat absoluut nummer 4 en 5 op de lijst van de allerbelangrijkste kinderrechten zouden moeten zijn. Ook als ze er niet of anders staan. En als Lucas ze zó oplepelt, dan kunnen alle kinderen dat. Dan hoeven we elke dag opnieuw maar te luisteren naar elk kind, zodat ze hun rechten kunnen formuleren om er de juiste plichten tegenover te zetten.
Ik dank hem voor dit inzicht. Hij knikt en wil naar de Xbox lopen. Ik zeg dat hij eerst even zijn bord en bestek moet opruimen.
“Is dat een plicht?”, vraagt hij.
Ik knik. En wijs naar de Xbox. “En daar staat je recht.”
Het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind is mondiaal het meest belangwekkende document voor onze volgende generatie. En Lucas kan spontaan en intuïtief de belangrijkste rechten noemen. Maar wat doen wij ermee? En hoe kijken we er tegenaan?
Directeur van het NIVOZ, Nickel van der Vorm: “Het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind is een juridische/technische representatie van hoe we als samenleving (in 100 landen) tegen kinderen aankijken. Er staat in beschreven op welke rechten kinderen aanspraak zouden moeten kunnen maken. Interessante vraag daarbij is of we ervan uitgaan dat wij – als volwassenen – die rechten aan kinderen, die hulp behoeven, toekennen óf dat het verdrag een poging is om de rechten van kinderen te beschrijven waarvan we als samenleving vinden dat ze die “van nature” hebben.
Wij gaan uit van dat laatste. Vanuit een emancipatoir kindbeeld. De intrinsiek gemotiveerde mens. De ontwikkelaar. Lucas en al die andere kinderen.”
Zoals in Art. 29 IVRK staat beschreven: Elk kind heeft het recht op onderwijs dat hem/haar voorbereidt op een actief, verantwoordelijk leven als volwassenen in een vrije samenleving met respect voor anderen en de omgeving1.
Parkhurst stelde dat de wereld gebaat is met ‘fearless human beings’, mensen die als democratische burgers proactief, ondernemend, zelfstandig, sociaal en hun verantwoordelijkheden nemend in het leven staan en dat het daltononderwijs daartoe een vorm van proefondervindelijk onderwijs zou moeten bieden, waar leerlingen zich als ware als ‘fearless kids’ leren gedragen. Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij leraren die hun leerlingen in vertrouwen ruimte moeten bieden om zulke ervaringen op te laten doen. ‘Fearless teachers’ zijn daarvoor onvoorwaardelijk.
1 www.kinderrechten.nl/p/27/64/mo23-cg14p11/kinderrechten
Auteur: Marcel van Herpen stond aan de wieg van het ErvaringsGericht Onderwijs in Nederland. Hij is medeoprichter van het NIVOZ, een onderzoeks- en ontwikkelingsinstituut ten dienste van goed onderwijs, waar hij verantwoordelijk is voor de trajecten Pedagogische Tact en Leiderschap.
Beeld: www.google.nl/afbeeldingen “children´s rights”