Wat bewoog de redactie die mij vriendelijk verzocht om een bijdrage te leveren, nu mijn afscheid als rector van Dalton Den Haag aanstaande was? Wat wilde men van mij weten? Wilde men een doorwrochte analyse van hoe het met het daltononderwijs gesteld was, anno 2017, en moest ik die verwoorden? Was het de bedoeling om een zelfkritische terugblik te schrijven en de lezers van DaltonVisie een inzicht te verschaffen in de praktijk van daltonesk leiderschap? Zat men wel te wachten op een stukje van mijn hand, die weliswaar de oudste daltonschool van Nederland had geleid, maar in de volle overtuiging slechts een passant te zijn geweest?
Hoe dan ook, zelden ben ik me zo bewust geweest van het preken voor eigen parochie als nu, met het schrijven van dit stukje. Was immers niet iedere lezer al doordrongen van de meerwaarde van iedere denkbare daltonkernwaarde? Waren niet alle lezers mensen zonder vrees, of althans hard op weg dat te worden? Wat zou ik nog kunnen toevoegen aan die solide basis van onderwijsopvattingen die door Helen Parkhurst de wereld in waren geblazen?
Ik herinnerde me opeens weer hoe mij zo’n tien jaar geleden – toen ik verhuisde van het Montessori Lyceum Rotterdam naar Dalton Den Haag – gevraagd was een stukje te schrijven voor de Montessori Mededelingen. Ook toen zag ik mij voor de opgave gesteld om iets Moois en Waarachtigs te schrijven waar de montessoriaanse lezer zich in zou herkennen en na het lezen ervan enigszins verkwikt zou doorbladeren in dat magazine. Ook toen worstelde ik met de vraag wat ik moest schrijven, zonder door het gevoel bekropen te worden dat ik de ene open deur na de andere intrapte. Uiteindelijk schreef ik een stukje waarin ik aangaf dat de positie van het traditioneel vernieuwingsonderwijs zorgvuldig bewaakt diende te worden, omdat er andere vernieuwers stonden te trappelen om met die traditionelen eens korte metten te maken. En opeens realiseerde ik me dat dat ook nu misschien een mooi thema zou zijn. Omdat we ook nu moeten oppassen dat we niet ingehaald worden, rechts- of linksom.
Vanaf begin jaren ‘90 van de vorige eeuw, toen met veel klaroengeschal de Tweede Fase uit de startblokken kwam, zaten de vertegenwoordigers van die nieuwe stroming al snel in het spoor van mensen als Montessori en Parkhurst, die al veel eerder hun rondjes waren begonnen te lopen en er een gestaag tempo op nahielden. Werden eerdere achtervolgers met groot gemak direct op afstand gehouden, waarna ze totaal uitgeput, in het gras naast de sintelbaan neervielen, dit keer was het menens en hadden Marie en Helen de grootste moeite om de anderen voor te blijven. Aanvankelijk leek het een verloren strijd, omdat de verse Tweede Fase-lopers over meer dan genoeg energie leken te beschikken om het voortouw te nemen en het traditioneel vernieuwingsonderwijs naar een kansloze positie te manoeuvreren.
Maar nu, zo’n twintig jaar later, blijkt het uithoudingsvermogen van de twee koploopsters groter dan dat van de hemelbestormers van het studiehuis. Nog steeds hebben montessori- en daltonscholen een prettige voorsprong op de rest. Nog steeds herkennen ouders de meerwaarde van onze didactische en pedagogische uitgangspunten en idealen en knikken ze instemmend als we die opvattingen vol trots etaleren. Maar we moeten ons wel realiseren dat we die aloude en beproefde waarden steeds weer van nieuwe brandstof moeten voorzien, dat we niet te beroerd moeten zijn om vorm en inhoud steeds weer opnieuw ter discussie te stellen en de termen waarvan we ons bedienen, te vernieuwen en te moderniseren. Alleen dan kunnen we met gemak iedere finish halen, zonder te hoeven vrezen dat de adem van anderen in onze nek blaast. Omdat we weten waarvoor we lopen.
Auteur: Hans Luyendijk is scheidend rector van Dalton Den Haag
Beeld: Historisch Dalton Archief