In mei 2015 herdenkt Nederland de Tweede Wereldoorlog. Omdat de uitgangspunten van het daltononderwijs strijdig zijn met de nazi-ideologie zou verwacht kunnen worden dat het vrijheidsideaal daltonianen aan zou hebben gezet tot principieel handelen. Maar in de oorlog was er weinig zwart en wit en veel grijs, ook onder daltonadepten.
‘Een volk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht…’ Deze dichtregel is van Van Randwijk (1909-1966). Hij was schrijver-verzetsman en in de oorlog en daarna hoofdredacteur van het illegale blad Vrij Nederland. Voor de oorlog was Van Randwijk in de Jordaan hoofd van de Eben Haëzer, een school voor haveloze kinderen, die hij in 1937 daltoniseerde. Ook Kohnstamm mag hier genoemd worden als een strijder tegen de nazi-ideologie. Hij koos al in de jaren twintig en dertig in zijn politiek en publicaties openlijk partij tegen het nationaalsocialisme. Zo waren er wel meer, vaak anonieme daltonianen die verzet pleegden en de strijd aanbonden met het gedachtegoed van de Duitsers.
Maar binnen de NDV waren mannen als Van Randwijk en Kohnstamm uitzonderingen. De vereniging bestond in 1940 uit een gemêleerd gezelschap, een grote, zwijgzame groep grijs. Het is zelfs geen uitzondering dat er op daltonscholen leerlingen in het uniform van de Jeugdstorm rondlopen en dat leraren – zelfs de rector in Den Haag – lid zijn van de NSB.
De vereniging is te klein, te ondeskundig, te onervaren, misschien ook wel onwillig en ziet voor zichzelf geen taak om scholen, leraren en leerlingen te ondersteunen als zij te maken krijgen met oorlogsgeweld, vernielingen, verboden boeken, sluitingen en met honger en geweld, vervolging, deportaties, executies, arbeidsdienst, verzet, verraad en onderduiken. Nota bene al in mei 1940 stopt de NDV al haar activiteiten.
De bezetter wil het onderwijs in nationaalsocialistische zin veranderen. Maar, behoudens een aantal verbodsbepalingen, komt die ‘nazificatie’ nauwelijks van de grond. De Duitsers zijn bang voor de reactie van de kerken als zij de vrijheid van onderwijs zouden inperken. Mede daardoor is het daltononderwijs nooit verboden, al verhoudt het zich slecht met de nazi-ideologie.
De leidende gedachte daarachter is immers dat het kind strijdbaar, nationalistisch en rassenbewust moet worden opgevoed en dat daarbij militaire discipline en idealen moeten worden omarmd en de waarde moet worden ingezien lid te zijn van het volksgeheel. Alles moet daarvoor kunnen worden opgeofferd. De mens is geschapen om geleid te worden en om onzelfstandig te zijn.
Het daltononderwijs staat echter een zo volledig mogelijke ontwikkeling van de aanleg en krachten van elk kind voor. Die persoonlijkheidsontwikkeling richt zich op democratisch burgerschap, dat niet past bij de autoritaire filosofie van het nationaalsocialisme.
Het daltononderwijs wordt dan ook wantrouwend bejegend. Dat is nergens zo expliciet als in Storm, het blad voor de Nederlandse SS. Dit blad roept op al deze “marxistische bacillenkolonies” op te sporen, waar “het beginsel van democratische schijnvrijheid (wordt) toegepast.” Openlijk stelt men de vraag hoe het bestaan van daltonscholen te rijmen valt met het belang van de volksgemeenschap. “De geest der democratische vrijheid en het op den voorgrond schuiven van het belang van den enkeling bepalen het Daltonplan, zoowel als onze veroordeeling ervan.” Er is in Storm ook kritiek op het ministerie: “Heeft het Opvoedingsdepartement, dat toch gehouden was, na 1940 een anderen koers te varen, een eind gemaakt aan deze gevaarlijke democratische centra? Neen! Duitsche soldaat. En zoo zaaide men welbewust een zinloozen haat in de harten der menschen, haat en gruwelen, die slechts in de geraffineerde breinen der vervalschers hun ontstaan vonden”.
Berends, R. & Sanders, L. (2014). Daltononderwijs in Nederland. De geschiedenis vanaf 1924. Deventer: SDUP.
Auteur en Beeld: René Berends