Verslag van de 240uurs conferentie voor schoolleiders en daltoncoördinatoren uit het dalton-vo.
Op 2 en 3 oktober j.l. kwamen schoolleiders en daltoncoördinatoren van bijna twintig vo-daltonscholen bijeen in Leusden voor hun jaarlijkse 24-uurs conferentie.
De conferentie had een ‘spannend’ thema, uitgewerkt in de (vraag)stellingen:
– Hoe kunnen wij het rendement van daltononderwijs verhogen, zonder afbreuk te doen aan het uitgangspunt dat daltononderwijs ook ontwikkelingsgericht onderwijs is?
– Een daltonschool heeft pas voldoende kwaliteit als hij een ‘toegevoegde waarde’ heeft.
Daltonscholen worstelen met de meetbare opbrengsten uit het Toezichtkader van de Inspectie, alsmede het feit dat de Nederlandse Dalton Vereniging de nieuwe kernwaarde effectiviteit/doelmatigheid heeft toegevoegd aan het visitatiekader. Dit gegeven vormde aanleiding voor het thema van deze conferentie. Wanneer ben je dan als daltonschool succesvol? Is dat met goede eindexamenresultaten of als je ook de opbrengsten op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling en burgerschap in kaart brengt? Wat verstaan wij onder ‘opbrengsten’ en ‘effectiviteit’? Wat vinden daltonscholen belangrijk om de leerlingen ‘mee te geven’?
In het actieplan Beter Presteren en Leraar 2020 van het ministerie van OCW van 5 januari 2012 draait het om opbrengstgericht werken en zijn streefdoelen vastgesteld. Het gaat om hogere gemiddeldes voor eindexamencijfers, maar ook om meer aandacht voor excellente en hoogbegaafde leerlingen.
Een school werkt volgens de inspectie opbrengstgericht als zij:
a) duidelijke doelen stelt;
b) zorgt dat leraren weten wat ze leerlingen moeten leren;
c) het onderwijs afstemt op wat leerlingen nodig hebben voor prestaties;
d) problemen analyseert van leerlingen die doelen niet halen;
e) problemen verhelpt door goede leerlingenzorg;
f) jaarlijks nagaat hoe groepen leerlingen en de school presteren;
g) snel verbetert als prestaties tegenvallen.
Het ministerie lijkt zich met opbrengstgericht werken alleen te beperken tot rendementscijfers en cognitieve resultaten. Hard sturen op output met betrekking tot onderwijsprestaties kan echter in het nadeel werken van de leerling en zijn ontwikkelingsperspectief. Prestatieafspraken over slagingspercentages en gemiddelde examencijfers kunnen leiden tot voorselectie van leerlingen. Voor de output van een school zijn cijferlijsten met achten voor de havo een mooi resultaat, maar voor een leerling kan een lijst met zessen voor het atheneum voor zijn toekomst een stuk beter zijn. Net zoals het ook voor leerlingen goed kan zijn, wanneer ze een keer doubleren. Nu worden scholen ‘gestraft’ in rendementscijfers als leerlingen doubleren.
Op de conferentie was Rikky Dekkers (zelf afkomstig uit het montessorionderwijs) aanwezig. Zij is onderwijsinspecteur vo. Zij gaf een toelichting op het nieuwe toezichtkader van de Inspectie en voerde discussie met de conferentiedeelnemers over de vraag:
Welke aspecten uit het Toezichtkader VO hebben een verband met de kwaliteit van het daltononderwijs? Als daltonscholen hun toegevoegde waarde ‘zichtbaar’ willen maken, dan zouden met name kwaliteitsindicatoren 6, 7 en 8 (zie hieronder) uit het waarderingskader voldoende moeten scoren. In de ogen van Rikky Dekkers hebben daltonscholen op deze kwaliteitsaspecten een voorsprong, omdat de visie van een daltonschool direct wordt vertaald naar de lespraktijk.
De aanwezigen vroegen zich af hoe de rol van de inspectie als ‘critical friend’ te rijmen is met het waarderingskader. Je wordt als school namelijk afgerekend op de cijfers en niet op de toegevoegde waarde. Goed daltononderwijs is talent- en ambitiegedreven, en daarbij gaat het niet meteen om een hogere score van 0,2 op het eindexamen 2015 voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde. Rikky Dekkers wist de kritische schoolleiders prettig te pareren: op een daltonschool moeten de resultaten die bij het ontwikkelingsniveau van de leerlingen horen op orde zijn.
De focus van de overheid op opbrengsten lijkt niet te gaan over opbrengsten die horen bij een brede vorming. Ontwikkelingsgericht onderwijs is broodnodig: het ondersteunt leerlingen in hun identiteitsontwikkeling, sociale betrokkenheid en burgerschap. Competenties die nodig zijn voor het functioneren in de samenleving. De meeropbrengst van daltononderwijs zou moeten zijn dat leerlingen zichzelf en hun leervermogen kennen en met zelfvertrouwen naar het vervolgonderwijs gaan. De effectiviteit van daltononderwijs (het zelfregulerend leren) krijgt daarmee een nieuwe dimensie.
Een daltonschool moet werken aan instrumenten die leerlinggedrag in het kader van verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en samenwerking ‘sturen’. Door de vo-daltonscholen is een zelfreflectie-instrument ontwikkeld om zicht te krijgen op de groei van ‘daltoncompetenties’ van leerlingen op basis van een aantal kenmerken:
1. De leerling reflecteert op eigen (leer)gedrag.
2. De leerling is ondernemend en toont op initiatief.
3. De leerling is proactief. (Ziet wat ondernomen moet worden om resultaten te behalen, denkt vooruit, maakt verantwoorde keuzes).
4. De leerling is sociaal weerbaar. (Komt voor zijn opvattingen uit en kan die verwoorden).
5. De leerling kan organiseren. (Heeft zijn zaken op orde en weet hoe zaken aan te pakken).
6. De leerling is resultaatgericht. (Probeert een zo goed mogelijk resultaat te bereiken en weet welke middelen daar voor nodig zijn).
Kwaliteitsaspect 6: Het schoolklimaat is stimulerend en ambitieus
6.1 De school is gericht op stimuleren van talent.
6.2 De school is gericht op leveren van (intellectuele) prestaties.
6.3 De leraar past onderwijskundige ambities/doelen, die op schoolniveau zijn
geformuleerd, toe in zijn les.
Kwaliteitsaspect 7: Het (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat
tot leren en ontwikkeling.
7.1 De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw.
7.2 De leraar geeft een begrijpelijke uitleg.
7.3 Leerlingen zijn actief betrokken.
7.4 Leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.
7.5 De leraar hanteert adequate vakdidactische principes.
7.6 De leraar stimuleert leerlingen tot het leveren van hoge prestaties.
7.7 De leraar stimuleert leerlingen tot denk- en leerstrategieën.
Kwaliteitsaspect 8: De leraren stemmen didactisch handelen af op verschillen
tussen leerlingen.
8.1 Leraren gebruiken bij de vormgeving van hun onderwijs de analyse van de
prestaties van de leerlingen.
8.2 De leraar stemt de instructie af op verschillen tussen leerlingen.
8.3 De leraar stemt de verwerking af op verschillen tussen leerlingen.
Op de conferentie werd ook de focus gelegd op daltondocenten en schoolleiders in relatie tot de nieuwe kernwaarden ‘reflectie’ en ‘effectiviteit’. Daarbij ging het om de vragen: Hoe vertaalt een daltondocent of een daltonschoolleider onze onderwijsvisie naar de praktijk? Welke strategieën zetten daltondocenten in om leerlingen te ondersteunen bij de planning. Welke werkvorm past bij te verwerken leerstof en vormen van instructie? Welke instrumenten zet schoolleiders in om daltondocenten te ondersteunen in de verbetering van onderwijspraktijk (en resultaten!). Docenten (evenals schoolleiders) moeten weten wat hun sterke en minder ontwikkelde kanten zijn.
Op de conferentie werden door Marianne Boogaard en Maartje van Daalen van het Kohnstamm Instituut de eerste resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar de wijze waarop acht vo-daltonscholen de ontwikkeling van deze daltoncompetenties bij leerlingen volgen. Het onderzoek wordt in het najaar gepubliceerd.
Auteur: Paul Hendriks is lid van het bestuur van de Nederlandse Dalton Vereniging en rector van scholengemeenschap Dalton Voorburg
Beeld: Martijn Bakker