Wij kunnen met en van elkaar leren. Met dit uitgangspunt heeft AAAP op 30 en 31 oktober 2014 een scholing georganiseerd voor ervaren daltondocenten. AAAP staat voor de dalton-vo-scholen uit Alkmaar (Stedelijk Dalton), Amsterdam (Spinoza Lyceum), Almere (Helen Parkhurst) en Purmerend (Nelson Mandela). Als docent op een daltonschool wil je je blijven vernieuwen en heb je behoefte even terug te komen bij de bron. In Egmond aan Zee, met een Indian Summer in de lucht, kwamen 26 docenten bij elkaar voor onze 24-uursscholing.
Waarover moet een scholing gaan? Ja, dalton. Maar wat leeft onder docenten? Om hier achter te komen, had AAAP in mei 2014 een daltoncarrousel belegd. Die bestond uit elkaars scholen bezoeken en ervaringen uitwisselen en ideeën opdoen voor eigen lessen. Bovendien hadden we overlappende thema’s opgeschreven als de basis voor onze 24-uursscholing: instructie en werkvormen, reflecteren, differentiëren en dalton in de bovenbouw.
Organisatoren Mieke van der Kroon en Barbara Gubbels uit Almere, Tineke Ensing uit Alkmaar, Willem Huijsmans en Els Meijknecht uit Amsterdam en ondersteuner Marjan van Roozendaal konden aan het werk met de voorbereiding.
In de opzet van ‘Egmond’ hebben we drie onderdelen voor een goede cursus gezocht: eigen motivatie, toevoegen van kennis en praktijk: iets wat je meteen morgen kan toepassen in de les. Om efficiënt te kunnen werken, hebben wij de deelnemers ingedeeld in secties: moderne vreemde talen, kunst, bewegingsonderwijs, gamma en bèta.
De eigen motivatie zit natuurlijk in de onderwerpen van de daltoncarrousel, maar ook in de opening. Even stilstaan bij wat je zelf straks mee wilt nemen uit deze bijeenkomst, bijvoorbeeld: van de automatische piloot af en een tip krijgen om leerlingen beter zelfstandig te laten werken.
Voor het onderdeel ‘kennis toevoegen’ hebben we een spreker van buiten het schoolveld gevraagd om te praten over waar je inspiratie vandaan kunt halen. Zijn verhaal ging over hoe een wereld waarin je leeft steeds verandert. Zoek daarbij je eigen inspiratiebronnen actief op in boeken, films, theater en bedenk altijd dat je samen met anderen je verder ontwikkelt. Voor sommige deelnemers is iemand buiten de schoolwereld interessant, voor anderen te ver weg.
Tot slot het derde onderdeel van de cursus: de eigen praktijk. Hiervoor hadden we verschillende workshops bedacht in een heus daltonuur. De deelnemers konden donderdagavond kiezen uit dalton en ict, reflectie, dalton in de bovenbouw en taakgericht werken en op vrijdagochtend kwamen de eerste drie opnieuw aan bod plus werkvormen in de onderbouw. Deze workshops hebben we zelf verzorgd en de deelnemers waren zo enthousiast dat ze niet konden stoppen.
Soms moet je praten en ervaringen delen afwisselen met bijvoorbeeld iAAAP, ons digitale uitwisselplatform tijdens en na de cursus. Lesideeën, vragen en de presentaties op vrijdagmiddag.
Ook anders: een daltonspel. Het spel is ontworpen voor brugklassers om ze te laten voelen hoe dalton werkt, maar volwassenen kunnen dit spel ook spelen. Bij één onderdeel moeten vier mensen met stokjes tussen hun handen geklemd en zwijgend de weg moeten vinden door het gebouw. Een docent voelde zich ‘geleid’ en een ander voelde juist samenwerking.
Omdat ik zelf een workshop heb geleid, kan ik daarover het makkelijkste vertellen. Het gaat om dalton in de bovenbouw. Er is behoefte aan handvatten om lessen leerlinggestuurd te houden of meer te laten worden. Ik had een artikel van Patrick Sins erbij gehaald (‘Zelfgestuurd leren wordt je aangeleerd’ uit de nieuwsbrief van de NDV van september 2014), omdat twee onderdelen interessant zijn:
1. De cyclische beweging van het leren: plannen, uitvoeren en evalueren en deze kring steeds opnieuw herhalen;
2. De integratie van strategieën in de lessen met de aanbeveling te modelleren in vier stappen: observatie, emulatie, zelfcontrole en zelfregulatie.
Op vrijdagavond hadden de deelnemers meer behoefte aan het uitwisselen van ervaringen en kwamen we aan het einde pas bij mogelijke handvatten. Neem een 4H. In de onderbouw zijn ze zelfstandig bezig, maken huiswerk en houden een agenda bij. In de vierde klas gaat er een andere wereld open: uitgaan, mee willen doen met de omgeving, nog niet weten waar je dat schooldiploma voor nodig hebt. Hoe ga je om met die leerlingen?
Vrijdagochtend kwam deze casus terug, waarbij we ditmaal handvatten vonden, zoals bijvoorbeeld durf hebben. Eén deelnemer opperde dat een leerling durf moet hebben als hij door modelleren van de docent zelf aan de slag gaat. Waaraan iemand toevoegde: de docent ook. En zo waren we ineens bij Helen Parkhurst zelf aangekomen: ‘the fearless human being’.
Twee voorbeelden kwamen voorbij waarin enkele leerlingen een voorbeeld zijn voor andere leerlingen. Het gaat om topsportleerlingen of hoogbegaafde leerlingen. Beiden volgen zij een ander programma dan het reguliere programma. Sportleerlingen moeten in minder tijd dezelfde lesstof tot zich nemen en hoogbegaafden zijn sneller door de stof heen. En als een leerling goed is in een vak, mag hij zijn eigen weg kiezen. Voor andere leerlingen is dit dan een punt om zich aan op te trekken.
En moet je als docent dan altijd je mond houden? Soms wil je toch gewoon iets klassikaal uitleggen of een half uur een verhaal vertellen over geschiedenis of literatuur? Ook dat kan, vond de groep. Leerlingen leren dan samenvatten en op eigen aantekeningen vertrouwen en dit is een vaardigheid die van belang is in het vervolgonderwijs.
Ook keuzemogelijkheden bieden geeft een handvat. Niet alle opdrachten hoeven door alle leerlingen gemaakt te worden. Wel is het nuttig om hierover een gesprek te voeren met de leerling. Wat zijn de consequenties, heb je jezelf goed ingeschat? Dit kost tijd, maar niet per se heel veel. Als docent geef je aanwijzingen bij het nabespreken van toetsen en dit lijkt daarop. Ook kun je leerlingen samen laten bespreken wat handige keuzes zijn.
Twee secties hadden een vakoverstijgende lessenserie ontworpen. Soms waren de secties wat gehusseld geraakt tijdens de voorbereiding op het strand, waar een kunst- en een wiskundedocent elkaar vonden en met KNAP een reeks lessen hadden bedacht. Het gaat erom leerlingen te motiveren met een vak waarin ze goed zijn en zo een ander vak ook aan te kunnen. Als je bijvoorbeeld houdt van zingen, maak je een lied van de spellingsregels bij Engels. Dit is gebaseerd op een theorie van Gardner over meervoudige intelligentie, waarbij het niet gaat om hoe intelligent je bent, maar om hoe je intelligent bent. In het Nederlands: Kennis Nemen van Anders leren voor Passend onderwijs (KNAP).
De gammasectie had ook aan een vakoverstijgend programma gewerkt. Op het strand vonden zij een schelp. De econoom zag een tanker met ruwe olie, de historicus hield een verhandeling over de OPEC en de M&O-docent wilde uitrekenen hoeveel het vervoer over water kost ten opzichte van de pijpleidingen onder water. De presentatie liet zien dat dit niet drie verschillende werelden zijn, maar dezelfde wereld die je met een andere bril bekijkt. En zo kun je leerlingen ook laten kijken: met verschillende vakken maken zij opdrachten over hetzelfde onderwerp.
Volgend jaar willen we graag weer naar Egmond, hopend op een Indian Summer.
Auteur en Beeld: Els Meijknecht is docent Nederlands en daltoncoördinator van het Spinoza Lyceum Amsterdam