Op veel daltonbasisscholen worden vakleraren ingezet voor de lessen bewegingsonderwijs. Vaak zijn dat leraren die verbonden zijn aan meerdere scholen en die voor het geven van hun lessen van school naar school hoppen. In dit artikel wordt de vraag verkend hoe die specialisten voor hun lessen op daltonscholen rekening kunnen houden met het daltongedachtegoed.
In het overzicht van de kerndoelen basisonderwijs hebben kerndoel 57 en 58 betrekking op bewegingsonderwijs. In de omschrijvingen staat vermeld dat het erom gaat dat leerlingen op een verantwoorde manier leren deelnemen aan de omringende bewegingscultuur, de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen leren ervaren en uitvoeren en dat zij leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deel te nemen, afspraken te maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden leren inschatten en daarmee bij activiteiten rekening te houden.
Veel docenten werken aan deze doelen door onderwijs te geven rond een twaalftal leerlijnen, elk onderverdeeld in een aantal bewegingsthema’s waarbij specifieke bewegingsproblemen aan bod komen. Zo kent de leerlijn ‘balanceren’ bijvoorbeeld het bewegingsthema ‘glijden’ waar onder andere het bewegingsprobleem ‘vaart maken op een glijvlak om in balans vaart te behouden’ valt.
Oefeningen rond de verschillende bewegingsproblemen bij de te onderscheiden thema’s kunnen in lessen een toenemende complexiteit krijgen. Dat kan bijvoorbeeld door rekening te houden met zogenaamde ‘uitbouwfactoren’ ten aanzien van arrangementen (bijvoorbeeld hoogte van het toestel), uitvoeringswijzen (bijvoorbeeld hantering spelmaterialen) en reguleringswijzen (bijvoorbeeld de manier van samenwerken).
Naast de te onderscheiden inhoudelijke aspecten ervaren leerlingen in het bewegingsonderwijs ook en leren ze inzien dat de regels en omstandigheden van bewegingssituaties veranderbaar zijn en dat deze de kwaliteit ervan mede bepalen. Daarom is er ook aandacht nodig voor de ‘reguleringsdoelen’, waardoor leerlingen leren inzien dat er zich (verschillen in) waarden met betrekking tot bewegingssituaties voordoen en dat ze eenvoudige veranderingen in bewegingssituaties aan kunnen brengen. Ook dienen leerlingen te leren dat ze gezamenlijk een bewegingssituatie op gang houden en dat ze soms oplossingen moeten bedenken voor problemen en belemmeringen die zich kunnen voordoen. Kennis over bewegen en over bewegingssituaties worden door reguleringsdoelen ‘wendbaar’ en ‘transferabel’, dat wil zeggen dat leerlingen die kennis gaan toepassen in het reële leven.
Concreet gaat het bij reguleringsdoelen erom dat er in een goede sfeer en een prettig klimaat gewerkt wordt aan het (1) (onder leiding) helpen inrichten van een veilig bewegingsarrangement, (2) herstellen en aanpassen van arrangementen, (3) handelen volgens afgesproken regels, (4) maken van afspraken over team- en groepsindelingen, (5) verdelen en wisselen van taken en functies, (6) verlenen van hulp bij een activiteit, (7) reflecteren over het eigen (bewegings)handelen en over activiteiten, (8) maken van een inschatting van eigen bewegingsmogelijkheden en (9) stimuleren en coachen van anderen (op basis van eenvoudige beoordelingsprincipes).
De genoemde reguleringsdoelen overlappen deels de criteria die er vanuit het daltongedachtegoed te formuleren zijn. Zonder daarin al te voorschrijvend te zijn, kan daarbij gedacht worden aan (1) leerlingen actief laten zijn, (2) eigenaarschap over het leerproces, (3) motivatie en plezier, (4) zelfstandigheid, (5) het nemen van initiatief, (6) het dragen van verantwoordelijkheid voor zichzelf, elkaar en het materiaal, (7) het plannen van activiteiten, (8) het reflecteren op activiteiten, (9) het helpen van elkaar en (10 het samenwerken.
Als daltonleerkracht probeer ik zoveel mogelijk verantwoordelijkheid bij de leerlingen neer te leggen. Als leerkracht blijf ik uiteraard verantwoordelijk over de veiligheid in de gymles. Evenals de variatie in de lessen, het volgen van leerlingen en het bieden van leerhulp in beweegsituaties. Als je de beweegarrangementen zo ontwerpt kunnen de leerlingen zelf het spelverloop reguleren, bijvoorbeeld door het wisselen van tikkers en het herstarten van een spel. Dit zijn niet zo zeer daltonaspecten, maar wel ideaal om op een daltonmanier op verder te bouwen.
Om de verantwoordelijkheid van de leerlingen beter te ontwikkelen werken we vaak met verschillende chefs met hun eigen rol tijdens de gymles: bijvoorbeeld tijdschefs of materiaalchefs. Met deze taak hebben de leerlingen verschillende rollen in het spel, vaak kunnen ze dan nog wel gewoon blijven meespelen. De belangrijkste is de spelleider. In vrijwel iedere spelsituatie zorgt deze persoon ervoor dat de regels in een spel worden gehandhaafd. Hij/zij is ook het aanspreekpunt voor mij als er tijdens een spel iets niet loopt. Hierdoor houd ik als leerkracht ook meer tijd over om elders hulp te bieden of te observeren.
Zo heb ik ervoor gekozen om dubbele gymlessen af te wisselen met klassikale lessen. In de dubbele gymlessen werken we twee weken lang in dezelfde opstelling. Hierbij zitten de leerlingen in de eerste les in drie vakken in een vastgestelde groep en wisselen op het fluitsignaal door naar het andere onderdeel. Ook dit fluitsignaal wordt vaak geregeld door de leerlingen.
In de opvolgende week hebben we de tweede les in dezelfde opstelling. Hierdoor kunnen ze in de eerste les kennismaken met de spellen/onderdelen en in de tweede les zichzelf verbeteren/ontwikkelen. Als leerkracht heb ik zo ook tijd om de vaardigheid van de leerlingen in beeld te krijgen en om gerichte hulp te bieden.
In de tweede les mogen de leerlingen vaak zelf wisselen tussen de onderdelen. In dit ‘zelf wisselen’ stel ik wel bepaalde eisen aan de leerlingen. Zo moeten ze wel in alle onderdelen komen. Ook moeten ze proberen hun tijd te verdelen over de onderdelen. Dat kunnen ze in de gaten houden door middel van de time-timer dat in de hoek van de zaal hangt. Als het bijvoorbeeld ergens erg druk is, is het tijd om te wisselen of om eerst een andere onderdeel op te zoeken.
Meestal rond ik de lessen dan ook af met een kort reflectie moment op de onderdelen uit die les. Hierbij probeer ik kort in beeld te brengen wat de leerlingen verder willen ontwikkelen of wat de leerlingen juist hebben geleerd in die les. Mijn standaard vraag is dan ook “Ben je ergens beter in geworden?” of “Waar wil je beter in worden?”. Vaak kijken we dan ook samen hoe we dit doel kunnen bereiken. Door bijvoorbeeld te kijken naar betere bewegers of tips aan hen te vragen. Met sommige leerlingen stellen we samen doelen die echt gemeten kunnen worden. Zoals: ik wil de volgende les minimaal 20cm hoger kunnen springen, of de volgende les wil ik het touwtjespringen kunnen op niveau 5. Uiteraard sluiten we de tweede les dan ook weer af, door op deze vragen/ vragen terug te kijken. “Is het gelukt om ergens beter in te worden?” en “Hoe heb je dit dan gedaan?”
Voor mijn gymlessen heb ik-doelen voor de leerlingen ontworpen. Hierin heb ik verwoord welk gedrag ik van elk leerjaar wil zien tijdens de gymles. Deze doelen zijn ontworpen op basis van de daltonkernwaarden.
Tijdens het korte(!) reflectie moment blik ik ook regelmatig terug op een van de ik-doelen die ik die lessen centraal heb gesteld. Deze staat dan ook op het whiteboard geschreven.
Naast dat de leerlingen hun eigen keuzes kunnen verantwoorden kunnen ze ook hun eigen vaardigheid in kaart brengen door middel van een kijkwijzer. Ook hierdoor houd ik als leerkracht tijd over om zwakkere leerlingen hulp te bieden. Een bijkomend voordeel om te zien is dat leerlingen elkaar gaan helpen. De zwakkere leerlingen of de leerlingen waarbij niveau 4 nog net niet lukt gaan hulp en voorbeelden vragen aan elkaar.
Als gymleerkracht krijg je regelmatig de vraag: “juf/meester, gaan we ook een keer…?”. Vaak zijn dit onderdelen die de leerlingen erg leuk vinden. Om hiervan te profiteren en om de input van de leerlingen in mijn lessen te vergroten, heb ik de leerlingen vanaf groep 6 de mogelijkheid gegeven om hun eigen lessen/onderdelen te bedenken. De lagere groepen mogen wel aangeven wat ze graag willen doen, ook hier probeer ik zoveel mogelijk rekening mee te houden tijdens mijn lessen.
Mooij, C. (red). (2011). Basisdocument bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs. Zeist: Jan Luiting Fonds.
Auteurs: René Berends en Debbie Croonen (Debbie Croonen is vakleerkracht bewegingsonderwijs op dalton obs Lorentzschool).
Beeld: Debbie Croonen