De Westerschool in Wildervank is sinds 2007 een academische basisschool voor daltononderwijs. De school behoort tot de Scholengroep OPRON, die openbaar primair onderwijs verzorgt in de gemeenten Menterwolde, Stadskanaal en Veendam. In dit artikel kijken we terug op bijna tien jaar schoolontwikkeling, onderzoek en op het opleiden van studenten en wordt de vraag beantwoord wat de combinatie van dalton-zijn en academisch-zijn daarbij de school heeft opgeleverd.
Een academische school is een school waar schoolontwikkeling en innovatie (vernieuwing) samengaat met op de praktijk gericht onderzoek en met scholing en het opleiden op de werkplek van nieuw en zittend personeel.
In het schooljaar 2005-2006 is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) een pilot gestart, waarin onderzocht is wat opleidingsscholen en academische scholen tot een succes konden maken. Sindsdien zijn verspreid over het land enkele tientallen scholen een academische school geworden.
De Westerschool was in 2007 al een daltonschool. Zoals zoveel scholen in het land worstelde het team in die tijd met het destijds in opkomst zijnde gedachtegoed van het opbrengstgericht en evidence-based werken. De reden om als daltonschool ook een academische school te willen worden werd vooral ingegeven door de wens om de onderwijskwaliteit op school te verbeteren. Het doen van onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs zou kunnen helpen, was de gedachte. Het team wilde onderzoek leidend laten zijn bij het verbeteren en borgen van de kwaliteit.
In het proces om academische basisschool te worden, werden in het begin verschillende knelpunten ervaren. We vonden het als schoolteam moeilijk om wegwijs te geraken in wetenschappelijke literatuur. Theorieën vonden we moeilijk te doorgronden, laat staan dat deze als basis dienden voor ons praktisch handelen. Leraren zijn praktisch ingestelde doeners. Als er al onderzoeksliteratuur gelezen werd, moest die praktisch en werkgerelateerd zijn. Helaas zijn er echter maar weinig onderzoeksverslagen, die hieraan voldoen.
In twee achtereenvolgende jaren is ons hele team daarom geschoold door medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). We hebben geleerd hoe we goede literatuur kunnen vinden en geleerd om wetenschappelijke (ook Engelstalige!) literatuur te lezen. Verder was er aandacht voor het opzetten en uitvoeren van eigen praktijkonderzoeken, met aandacht voor het maken van onderzoeksplannen en het werken met de onderzoekscyclus (het formuleren van probleemstellingen, hulp- en onderzoeksvragen en het maken van een onderzoeksdesign voor eigen onderzoeken, et cetera). Uiteraard werd er ook aandacht geschonken aan het verzamelen van data voor eigen onderzoek.
De scholing van de RUG is de start geweest van het bouwen aan een onderzoekende houding in het team. Misschien is dat wel de grootste winst van het zijn van een academische school. We stellen voortdurend vragen: Doen we de goede dingen? Doen we de dingen goed? Je zegt dat nu wel, maar… Heb je ook gedacht aan…? Leerkrachten zijn kritischer gaan kijken naar hun eigen werk en zijn zelf onderzoek gaan verrichten. Door de verbeterde kennis over onderzoek wordt niets meer voor zoete koek aangenomen.
De wens om op school naar meer kwaliteit te streven, was de basis voor onze keuze om academische school te worden. Door eigen onderzoek wilden we de kwaliteit verbeteren. We hebben daarbij allereerst ingezet op het verhelderen van de structuur van onze lessen: een zichtbare, vlotte en duidelijke opbouw van het onderwijs met gebruikmaking van het directe instructiemodel.
Ook hebben we naar de resultaten van het rekenen en begrijpend lezen gekeken en ons de vraag gesteld wat er moest gebeuren om de opbrengsten voor deze vakken te verbeteren.
Bij dit onderzoek naar deze aspecten van ons onderwijs is goed samengewerkt met het GION, het onderwijsonderzoeksinstituut van de RUG. Zij hebben ons geholpen met hun onderzoeksdesign, maar ook bij het vertalen naar de praktijk van hun onderzoeksresultaten.
Als academische daltonschool is de Westerschool ook opleidingsschool voor studenten van de (academische) pabo van de Hanze Hogeschool. Dat geeft een geweldige boost aan de ontwikkeling van de school. Natuurlijk kost het tijd en is het een investering om studenten op te leiden, maar we krijgen daar veel voor terug. Veel van die (academische) pabostudenten doen onderzoek op school en dat levert ons veel op.
Maar ook van de universiteit krijgen we jaarlijks verschillende (PHD-)studenten over de vloer, die gericht onderzoek komen doen. Die onderzoeken zelf, maar ook de presentaties en het bespreken van de resultaten zorgen ervoor dat we voortdurend impulsen krijgen voor onze onderwijspraktijk.
Dat heeft er zelfs toe geleid dat sommige collega’s zo ‘onderzoeksminded’ geworden zijn, dat ze zelf een master zijn gaan volgen.
De vraag hoe we door praktijkonderzoek ons onderwijs effectiever konden maken, heeft tot meer kennis en tot veranderingen in ons onderwijs geleid. Zo zijn we bijvoorbeeld expliciet aandacht gaan schenken aan het ‘flitsen’ van letters en woorden, waardoor de opbrengsten op de DMT verbeterd zijn. De gerichte aandacht die we op basis van onderzoek zijn gaan schenken aan het automatiseren van de tafels hebben tot hogere opbrengsten op de rekentoetsen gezorgd.
Maar geleidelijk aan zijn we wel tot de ontdekking gekomen dat effectief onderwijs niet hetzelfde is als goed onderwijs. Bij het doen van die ontdekking heeft het ‘dalton-zijn’ ons geholpen.
Binnen het daltononderwijs is de vraag ‘waartoe’ we kinderen opvoeden en onderwijzen de laatste jaren weer in het centrum van de aandacht gekomen. Die vraag beantwoorden wij als daltonschool met de verwijzing naar de ‘fearless human being’ van Parkhurst. We leiden mensen met lef op, die straks als democratische burgers in de wereld staan en die in vrijheid leven en zelfstandig, sociaal en verantwoordelijk zijn. Als het ons lukt kinderen hiertoe op te voeden en te onderwijs, kunnen we praten over ‘goed’ onderwijs.
De vraag naar effectiviteit en efficiëntie is echter een heel andere. Die vraag gaat erover of we, in het licht van het opvoeden tot ‘fearless human beings’ wel de juiste dingen doen. Effectief ben je dus niet ‘zo maar’. Bij de vraag naar effectiviteit moet dus altijd de vervolgvraag gesteld worden: effectief voor wat?
Ook in het onderwijsonderzoek zijn er gebaande paden. Dat heeft het onderzoek naar opbrengstgericht werken de afgelopen jaren wel duidelijk gemaakt. Wij zijn die fase nu voorbij en willen in ons eigen onderzoek op zoek hoe we (effectief) vorm kunnen geven aan brede vorming, aan het opleiden van ‘mensen met lef’. En daar heb je heel ander onderzoek voor nodig, dan het gebruikelijke effectiviteitsonderzoek, waarbij je de effecten meet met Citotoetsen.
Bovendien zijn we er steeds meer van overtuigd geraakt dat de leraar in zijn eigen groep de belangrijkste regiehouder moet blijven, hoe krachtig resultaten uit onderzoek ook zijn. Immers, hij is de enige die onderwijs passend kan laten zijn op de groep en af kan stemmen op de individuele leerlingen.
Dat doen leraren overigens niet alleen. We werken op de Westerschool aan een cultuur die past bij een professionele leergemeenschap, iets dat ook de essentie uitmaakt van samen een daltonteam te zijn. Onze schoolleider ziet daarbij voor zichzelf vooral een rol bij het versterken en faciliteren van die professionele leergemeenschap.
Op onze academische school is onderzoek niet alleen iets voor studenten en leraren. Onderzoek maakt ook deel uit van het curriculum. Naast de lessen waarbij we volgens het adaptieve, directe instructiemodel (ADIM) lesgeven, is er ook aandacht voor probleemoplossend, onderzoekend en ontwerpend leren.
Een collega van ons heeft voor de zeven noordelijke academische basisscholen, een cursus informatievaardigheden opgezet voor alle leerlingen uit de groepen 5 tot en met 8. Hierdoor dagen we leerlingen uit op een onderzoekende manier te leren: Ze worden gestimuleerd om onderzoeksvragen in deelvragen te verdelen om vervolgens gevonden websites te beoordelen op betrouwbaarheid en bruikbaarheid. Vanuit de gevonden informatie zoeken ze antwoorden op hun vragen en laten dit zien in een presentatie en een verslag waarin ze hun bronnen vermelden. Dat past naadloos bij het stimuleren van eigenaarschap, zoals we dat vanuit ons daltongedachtegoed willen realiseren.
Ook bij de kleuters werken we aan een academische leerhouding.
Onderzoekend leren is bij ons op school niet een privilege voor de slimste kinderen. Het sluit naar onze mening aan bij de nieuwsgierigheid van alle kinderen en bij de natuurlijke grondhouding van kinderen om voortdurend vragen te stellen: Wat zie ik? Wat zou ik? Waarom is dat zo? Het werken aan eigen onderzoeksvragen past ook goed bij de aandacht die we willen schenken aan de eigen interesses en talenten van kinderen, uiteraard voor zover die tot waardenvol onderwijs leiden.
Een academische basisschool als de Westerschool, waar schoolontwikkeling, onderwijsinnovatie en onderzoek hand in hand gaan, is uiteraard een geweldige partner voor een pabo, omdat ze zich onderscheidt doordat ze professionalisering van aankomende en zittende leerkrachten verbindt met het doen van onderzoek en het innoveren van de klassenpraktijk. Zij implementeert nieuwe praktijken en genereert op basis van (actie)onderzoek onderzoeksresultaten die zij weer direct kan gebruiken bij verbeteringen. Onderzoek vormt daarmee een centraal onderdeel van het systematisch verbeteren en leren, gericht op beter onderwijs voor en betere prestaties van leerlingen.
Maar de samenwerking met een (academische) pabo is ook waardevol voor de school. Als opleider in de school ben ik nauw betrokken bij het curriculum van de studenten, waardoor er meer praktijk in de opleiding gebracht wordt.
Zo versterken de onderwijspraktijk, de opleiding van leraren op de werkplek en het wetenschappelijk onderzoek elkaar en bouwen we bij deze interdisciplinaire aanpak aan een kennisknooppunt, waarbij iedereen op de hoogte blijft van het nieuwste van het nieuwste. De kloof tussen opleiding en basisschoolpraktijk, tussen basisschoolpraktijk en wetenschappelijke theorievorming en tussen de opleiding en wetenschappelijke theorievorming wordt zo verminderd.
Auteur: Ruby Trebels is intern begeleider op de odab Westerschool en tevens lid van het MT, de daltoncommissie en is opleider in de school.
Beeld: metegbertdoorveendam.nl