Verbeteren van technisch en lezen op de daltonbasisschool.
Misschien herkent u het wel: tegenvallende resultaten op het gebied van het technisch lezen. Het leestempo van de kinderen is matig en de leesstrategieën worden onvoldoende beheerst. Dit alles met gevolgen voor de andere vakgebieden, want een goede leestechniek is belangrijk voor begrijpend lezen en dus voor de kennisverwerving.
Als daltonschool geloven wij dat kinderen nieuwsgierig zijn naar de wereld om zich heen. Zij willen informatie vergaren en verhalen tot zich nemen, maar het lijkt erop dat de manier waarop wij ons leesonderwijs geven, ertoe bijdraagt dat kinderen afhaken om te lezen voor hun plezier en om teksten te willen begrijpen omdat ze nieuwsgierig naar de inhoud zijn.
Met bovenstaand probleem in gedachten heb ik op openbare daltonbasisschool De Holterenk in Holten een ontwerponderzoek uitgevoerd in het kader van mijn afstudeeropdracht van de Master Leren en Innoveren bij Saxion in Enschede.
Het doel was om de resultaten van de leerlingen uit de groepen 4 en 5 op het gebied van het voortgezet technisch lezen te verbeteren. De interventie richtte zich dus op het verbeteren van het leestempo en het gebruik van leesstrategieën.
Op basis van het vooronderzoek (literatuuronderzoek en behoefteonderzoek) is er een ontwerp gemaakt, waarin het implementeren van effectieve werkvormen in het leesonderwijs uitgangspunt was. Deze werkvormen zijn bij de kinderen geïntroduceerd als Leeskriebels en krabbels.
Voor de meeste kinderen op De Holterenk vraagt het vlot technisch kunnen decoderen van teksten veel oefening. Het maken van leeskilometers is daarom een noodzakelijk kwaad. Maar door wat minder op de ‘moetivatie’ te gaan zitten met veel klassikale methodelessen en wat meer op de ‘motivatie’ komen we tegemoet aan onze daltonvisie en voorkomen we dat kinderen afhaken lezen leuk te vinden.
In het ontwerp is daarom ingezet op het eigenaarschap van kinderen over hun eigen leren en op het gebruiken van afwisselende en leuke werkvormen, die kinderen individueel en samen uit kunnen voeren.
De grondgedachte achter het ontwerp is dat eigenaarschap niet alleen gerealiseerd kan worden over ‘eigen doelen’, maar ook over ‘schoolse doelen’. Leerlingen moeten daarvoor eerst een overzicht hebben van de bedoeling van het oefenen met technisch lezen en een idee over wat ze al wel en wat ze nog niet kunnen. Daarna kunnen ze voor zichzelf vervolgens doelen stellen om stapjes vooruit te kunnen maken in de leerlijnen, zodat ze daarvoor een plan kunnen maken, dat ze zelf mogen uitvoeren. Zo worden ze eigenaar van hun eigen leren. Dan halen ze de motivatie niet uit het technisch lezen – dat uiteindelijk nog steeds alleen maar ‘suf oefenen’ is –, maar uit het opdoen van succeservaringen bij het werken aan eigen doelen en aan het zelfstandig uitvoeren van afwisselende oefenvormen.
De gedachte achter dit ontwerp is dat deze werkwijze tot hogere opbrengsten leidt en efficiëntie in de hand werkt. De tijdwinst kan dan gebruikt worden voor waar het ons in het daltononderwijs werkelijk om te doen is: kinderen laten genieten van verhalen en van het verwerven van nieuwe kennis over de wereld.
Leeskriebels en krabbels is dus leermateriaal waarmee leerlingen op een zelfstandige en circuitmatige manier kunnen werken om het vergroten van hun leestempo en aan het automatiseren van de leesstrategieën.
Er zijn vijftien verschillende werkvormen rondom het lezen van woorden, het lezen van teksten en het voorlezen. De leerlingen werken er vier keer per week mee, gedurende een half uur (individueel of samen). Na deze vier weken vindt er een evaluatie plaats. In kindgesprekken stellen de leerlingen in samenspraak met de leraar doelen voor hun eigen leesontwikkeling. De leerlingen kiezen (plannen) vanuit het eigen leesdoel gericht met welke leesvorm en leesmateriaal zij aan de slag gaan en ze registreren zelf de opdrachten die ze uitvoeren.
Er zijn Leeskriebels en krabbels ontwikkeld vanuit drie invalshoeken: het lezen van woorden, het lezen van teksten en het voorlezen. Bij elke invalshoek zijn er vijf verschillende werkvormen, waarbij leerlingen individueel op hun eigen tempo en niveau kunnen werken. Ook zijn er werkvormen waarbij leerlingen interactief lezen en dus samen werken.
Elke werkvorm wordt aangeboden op drie niveaus. Dit wordt aangegeven met sterren (één, twee en drie sterren). De leerlingen worden ingedeeld op een niveau, dat net één niveau boven hun eigen ligt. Hierdoor worden de leerlingen uitgedaagd en gestimuleerd om te werken in de zone van de naaste ontwikkeling. Veel werkvormen bevatten onderdelen waarmee gewerkt wordt aan het automatiseren van de leesstrategieën, welke bijdragen aan het productief maken van leer- en denkgewoonten. Daarnaast zijn er werkvormen gericht op het betekenisvol gebruik van de techniek en strategieën. Zo wordt het lezen betekenisvol door voor te lezen aan de kleuters of aan je maatje, maar ook door er een spel mee te doen, zoals memory.
Iedere werkvorm heeft een instructiekaart, waarop uitgelegd staat wat de bedoeling is van de activiteit en welke materialen de leerlingen nodig hebben. Om het voor de leerlingen zo overzichtelijk mogelijk te maken, worden de instructiekaarten en de materialen per niveau in verschillende kleuren aangeboden: blauw, groen en geel. Met de daltonkleuren van de dag tekenen de leerlingen het werk af.
De leerlingen voeren gedurende één week verschillende werkvormen uit, maar kiezen in een week niet tweemaal dezelfde werkvorm. De werkvormen duren ongeveer 10 à 15 minuten, zodat de leerlingen meerdere werkvormen per dag uitvoeren.
Per werkvorm is er een evaluatiemoment. Dit kan zijn het samenvatten van het verhaal, een andere afloop bedenken, het noteren van het aantal gelezen woorden of het delen van je resultaat met je maatje. Bij een aantal werkvormen registreren de leerlingen hun scores op het registratieformulier, dat ze in het eigen mapje bijhouden.
Om het effect van het ontwerp te kunnen meten heeft er in het onderzoek een voormeting plaatsgevonden. Na een interventieperiode van vier weken heeft er een effectevaluatie plaatsgevonden. Ondanks de korte periode verbeterde het leestempo van de leerlingen uit de onderzoeksgroep (groep 4 en 5). De leesstrategieën lieten een gevarieerder beeld zien. Drie van de vijf strategieën lieten een verbetering zien. De totale effectgroottes waren d = 0.38 voor het leestempo en d = 0.37 voor de leesstrategieën.
Gezien deze positieve effecten is op school besloten Leeskriebels en krabbels als werkwijze in te blijven zetten in het voortgezet technisch leesonderwijs in de middenbouw van de school. De wens is het product ook uit te breiden naar groep 6, zodat er een goede doorgaande lijn in de hele middenbouw is ontstaan.
Om de interventie over te dragen naar een andere school, met dezelfde (positieve) resultaten, moet er rekening gehouden worden met een aantal belangrijke aspecten van het ontwerp.
Ten eerste is het ontwerp gericht op basisschoolleerlingen van groep 4 en 5, aangezien het niveau van de leeractiviteiten aansluit op de leerinhouden van het voortgezet technisch lezen van deze groepen.
Door het gebruik van drie verschillende niveaus is het ontwerp bruikbaar voor alle leerlingen uit groep 4 en 5. Tevens kan Leeskriebels en krabbels hierdoor ook uitdaging bieden voor leerlingen van eind groep 3 en ondersteuning bieden voor leerlingen van begin groep 6. Het ontwerp is gericht op leerlingen die werken volgens de principes van het daltononderwijs. Om het ontwerp binnen een ander onderwijsconcept in te zetten is het van belang dat de leerlingen vertrouwd zijn met een bepaalde mate van keuzevrijheid en het plannen van activiteiten. Daarnaast moeten zij beschikken over de vaardigheid om zowel zelfstandig als samen te kunnen werken.
Ten tweede moeten de leerkrachten over een aantal vaardigheden beschikken. Zij moeten de leerlingen durven loslaten en het vertrouwen geven om zelfstandig en samen met de leeractiviteiten te kunnen werken. Daarbij moeten zij de leerlingen kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid met betrekking tot het goed uitvoeren van de leeractiviteiten en verantwoording hierover kunnen vragen. Daarnaast vraagt de interventie een andere rol van de leerkracht. Gezien de zelfstandige manier van werken heeft de leerkracht voornamelijk een coachende en begeleidende rol. Om het effect van dit onderzoek te evenaren moet rekening gehouden worden met een minimale tijdsbesteding van vier keer een half uur per week. Het is van belang dat leerkrachten Leeskriebels en krabbels in plaats van de huidige methode inzetten en niet als extra leermateriaal.
Ten derde moet ook de leeromgeving aan bepaalde eisen voldoen om de interventie goed in te zetten. Er moeten voldoende werkplekken zijn, waar de leerlingen zelfstandig en/of samen kunnen werken. Tevens moeten er plekken gecreeërd worden waar in stilte gelezen kan worden. Daarnaast moet de school beschikken over een aantal aanvullende materialen. Zo dienen er voldoende gevarieerde en uitdagende leesboeken aanwezig te zijn. Tevens moeten er dubbele exemplaren van leesboeken en theaterboeken aanwezig te zijn, zodat de leerlingen samen
kunnen lezen. Verder moet de school beschikken over voldoende timers en de mogelijkheid om digitaal te werken.
Leeskriebels en krabbels kan worden ingezet in een andere context. De leerinhoud van de interventie kan het best ingezet worden in de groepen 4 en 5 (en 6) van de basisschool. De principes van het daltononderwijs komen in de interventie in grote mate naar voren. Dit zorgt ervoor dat de overdraagbaarheid van het ontwerp het grootst is als leraren en leerlingen werken vanuit dezelfde principes en in een leeromgeving die hierop is ingericht.
Auteur en Beeld: Jobke Rozema is lerares aan daltonschool De Holterenk in Holten. Zij rondde haar master Leren & Innoveren af met een onderzoek op haar school naar technisch lezen.