Brede vorming en persoonlijkheidsontwikkeling op het Spinoza Lyceum.
Op het Spinoza Lyceum in Amsterdam waren ook het afgelopen schooljaar de musicals voor veel leerlingen, leraren én ouders weer het hoogtepunt van het jaar. De uitvoering van een aantal musicals is op school inmiddels een traditie, omdat het volgens de school een van de beste manieren is om uitdrukking te geven aan waar het bij dalton uiteindelijk om gaat: algemene vorming en een brede ontwikkeling van de persoon van de leerling. In dit artikel wordt deze algemene vorming en de brede ontwikkeling van de persoon van de leerlingen als uitdrukking van daltonkwaliteit verkend en geïllustreerd met voorbeelden uit de schoolpraktijk van het Spinoza Lyceum.
Toen Bigot, Diels en Kohnstamm in 1924 het daltononderwijs in Engeland onderzochten, waren ze verrast over de ‘moral and civic education’ die ze op de Engelse daltonscholen zagen in combinatie met een flexibele onderwijsorganisatie. Die flexibele onderwijsorganisatie sloot naadloos aan bij Kohnstamms ideeën om te streven naar een losser klassenverband en de ‘moral and civic education’ bij zijn ideeën over persoonlijkheidsontwikkeling. Het is dan ook geen wonder dat Kohnstamm enthousiast eraan bijgedragen heeft om het daltononderwijs als onderwijsvernieuwing in Nederland te introduceren. Hij wordt dan ook wel beschouwd als ‘de vader van het Nederlandse daltononderwijs’.
Brede vorming en persoonlijkheidsontwikkeling zijn waarden die het daltononderwijs omarmt. Naar Parkhursts ideeën over ‘fearless human beings’ wordt in veel schoolplannen en ook in het identiteitsstuk van de Nederlandse Dalton Vereniging verwezen, als er gesproken wordt over het ‘waartoe’ kinderen op daltonscholen opgevoed en onderwezen worden. Daltonianen vinden leerlingen meer dan een lijst met cijfertjes. Voor hen dienen de opbrengsten van het daltononderwijs democratische burgers te zijn, die met zelfvertrouwen, verantwoordelijk en sociaal in het leven staan en proactief en ondernemend hun ontwikkelde talenten inzetten om hun eigen dromen waar te maken.
Brede vorming en persoonlijkheidsontwikkeling wordt daarom door daltonscholen nagestreefd. Het gaat daarbij om leerlingen tot kritische, zelfverantwoordelijke deelnemers te maken van het maatschappelijke en culturele leven in de toekomstige samenleving, waarbij het niet zo is dat die samenleving als een gegeven aanvaard wordt. Leerlingen leren zich ook kritisch te verhouden tot die samenleving.
Betrokken zijn bij de uitvoering van een musical is een prachtig voorbeeld hoe op een vo-school gewerkt kan worden aan brede vorming en persoonsontwikkeling. Daar worden de zogenaamde ‘soft skills’ (?) ontwikkeld. Leerlingen dragen samen verantwoordelijkheid; ze moeten werk verdelen, zelfstandig opereren en soms ook leren incasseren. Leerlingen moeten elkaars talenten leren inzetten. Echte bèta’s regelen de techniek; een speciaal daartoe samengestelde decorklas maakt de decors en een enthousiaste, naaimachinevaardige ouder wier dochter allang niet meer op het Spinoza zit, maakt de kostuums.
Leerlingen moeten ook onder druk zich sociaal opstellen en allemaal op hun tijd hun verantwoordelijkheid nemen. Niemand kan het immers maken om zijn tekst niet goed te kennen, te laat te komen of zijn werk niet goed te doen. Je benadeelt daardoor immers de groep. Leerlingen hebben elkaar nodig om het geheel tot een succes te maken en niets minder dan een uitmuntende voorstelling, een absolute topprestatie, mag het resultaat zijn. Daarvoor wordt er zelfs uitgebreid gerepeteerd in de weekenden.
Het toegroeien naar de uitvoering van een musical brengt leerlingen samen. Ze helpen elkaar als ze in de put zitten, onderkennen problemen bij zichzelf en gaan zelf op zoek naar hulp en oplossingen. Ze gunnen elkaar rollen, gunnen elkaar successen, scherpen elkaar in het proces.
Voor sommige leerlingen is de musical een onbetaalbare faalreductietraining. Voor anderen geldt dat ze de school en de schoolvakken kunnen ‘verdragen’, omdat ze meedoen aan de musicals. Voor een enkeling geldt zelfs dat de musicals een reden is waarom ze voor deze school gekozen hebben.
De brede vorming en persoonsontwikkeling die het daltononderwijs nastreeft, past bij het gedachtegoed van Biesta (2012). Hij duidt op de multidimensionaliteit van het onderwijs en wijst op het gevaar van al te zeer eendimensionale aanpakken. De school heeft, volgens Biesta, een drietal taken. Het moet leerlingen breed kwalificeren. Het gaat daarbij in het bijzonder om het aanleren van kennis, vaardigheden en attitudes, de onderdelen die in schoolexamens getoetst worden, de onderdelen waar de overheid met name op hamert, de onderdelen die centraal staan in opbrengstgericht werken en in de vele ‘evidence-based’- of ‘what works’-aanpakken.
Maar scholen hebben, volgens Biesta, nog twee andere taken. Ze moeten kinderen ook socialiseren. Kinderen moeten deel worden van de tradities van de cultuur en de gemeenschap waarin ze opgroeien, waarbij ze de ‘ways of doing’ en de ‘ways of being’ die daarbij horen, leren. En, tot slot, is het ook de taak van de school kinderen hun individualiteit te leren ontdekken en te laten ontwikkelen. Bij deze subjectivering gaat het om persoonsvorming, het ontdekken van eigen interesses, dromen en voorkeuren en om het autonoom leren ontwikkelen van deze eigen talenten (Biesta, 2012).
De school moet zich deze multidimensionaliteit bewust zijn en al te zeer eendimensionale aanpakken wantrouwen.
Op het Spinoza Lyceum is het succesvolle uitwisselingsprogramma met scholen in het buitenland een ander voorbeeld van hoe breed vormend en persoonlijkheidsontwikkelend de school wil zijn. Er zijn met negen landen internationale uitwisselingsprogramma’s. Jaarlijks gaan er zo’n 185 14- en 15-jarigen uit mavo, havo en vwo naar het buitenland. Die leerlingen zijn dan een week lang niet meer onder moeders rokken. Ze verblijven in een ander gezin, met andere mores, een andere cultuur én vooral met een andere taal! Ze bivakkeren een week lang in een volslagen onbekende omgeving. Daar ervaren ze gastvrijheid en leren ze over nationale gewoontes, over mannen die elkaar kussen en over het juiste gebruik van een bidet.
Als ze vervolgens zelf kinderen uit het buitenland moeten opvangen, moeten ze zelf gastheer of gastvrouw zijn, ervoor zorgen dat iemand zich niet verweesd gaat voelen of heimwee krijgt.
Het centraal examen in het voortgezet onderwijs is een triest voorbeeld van de eendimensionaliteit waar Biesta over spreekt. Alleen de kwalificaties die goed te meten zijn, worden getoetst. Dat maakt dat er vooral tekstbegrip getoetst wordt. Vanuit de waarden waar het daltononderwijs voor staat, zijn er daarom met recht vraagtekens bij de validiteit van die examens te plaatsen.
Het gaat daltononderwijs erom leerlingen voor te bereiden op een succesvol en gelukkig leven. Of de school daarin slaagt, valt niet af te lezen aan het centraal examen, misschien meer aan de successen van de musicals, de uitwisselingsprogramma’s, de debatgroepen, de maatschappelijke en beroepsoriënterende stages, de sector- en profielwerkstukken van leerlingen en de portfolio’s die leerlingen maken waarin ze blijk geven van hun algemene vorming en brede persoonsontwikkeling.
Biesta, G.J.J. (2012). Goed onderwijs en de cultuur van het meten. Den Haag: Boom/Lemma.
Auteurs: Marja Out en René Berends
Beeld: Jose Stephen